Huis Ursel of Maison d’Ursel
Huis
Ursel
,
of
d'Ursel,
is
een
Belgisch
adellijk
geslacht
.
Het
familiehoofd
draagt
de
titel
hertog
d'Ursel,
terwijl
andere
familieleden
de
titel
graaf
of
gravin
d'Ursel voeren.
Rond
1480
vestigde
de
familie
zich
in
Hasselt
en
Maastricht.
Erasmus
Schetz
(°1476-†1550),
wiens
vader
Coenrart
(?-†1499)
muntmeester
was
van
de
prins-bisschop
van
Luik
,
vestigde
zich
in
Antwerpen
en
richtte
een
belangrijke
handelsonderneming
op.
In
1545
kocht
hij
de
heerlijkheid
Grobbendonk.
Zijn
zoon,
Gaspard
Schetz
(°1513-†1580),
eveneens
handelaar,
werd
in
1560
algemeen
schatbewaarder
van
de
Nederlanden.
Hij
erfde
Grobbendonk
en
verwierf
later
ook
Wezemaal
,
Heist
en
Hingene
.
Zijn
tweede
vrouw
was
Catherine
d’Ursel
,
dochter
van
de
Antwerpse
burgemeester
Lancelot
d’Ursel
.
Gaspards
oudste
zoon,
Lancelot
(°1550-†1619),
werd
burgemeester
van
Brussel
,
terwijl
zijn
tweede
zoon,
Jan-
Karel
(°1552-†1590),
kanselier
van
de
Orde
van
het
Gulden
Vlies
werd.
De
vierde
zoon,
Conra(r)d
III
(°1553-†1632),
heer
van
Hingene
en
baron
van
Hoboken
,
werd
geadopteerd
door
zijn
tante
Barbe
d’Ursel
en
nam
haar
naam
aan.
De
jongste
zoon,
Anton
(°1561-†1640),
graaf
van
Grobbendonk
, werd
gouverneur van 's-Hertogenbosch
.
Conra(r)d’s
III
zoon,
Conra(r)d
(°1592-†1659),
werd
in
1638
verheven
tot
rijksgraaf
,
en
zijn
kleinzoon,
Conrard-Albert
(°1665-†1738),
gouverneur
van
Namen
,
werd
in
1716
tot
hertog
van
Ursel
en
in
1717
tot
hertog
van
Hoboken
benoemd.
Hij
erfde
in
1726
de
bezittingen
van
de
uitgestorven
tak
van
Anton.
De
tweede
hertog,
zijn
zoon
Karel
(°1717-†1775),
was
Oostenrijks
luitenant-veldmaarschalk
en
militair
gouverneur
van
Brussel
.
Zijn
zoon
Wolfgang-Willem
(°1750-†1804)
speelde
een
belangrijke
rol
in
de
Brabantse
Omwenteling
,
en
diens
zoon
Karel-Jozef
(°1777-†1860),
de
vierde
hertog,
was
minister
in
het
Verenigd
Koninkrijk
der
Nederlanden
en
later
senator
in
België
.
Hij
is
de
stamvader
van
alle
huidige
d'Ursels.
Zijn
kleinzoon
Joseph
(°1848-†1903)
was
eveneens
Belgisch
senator
en
gouverneur
van
Henegouwen
en
West-Vlaanderen
.
Henri
(°1900-†1974), de achtste hertog en kleinzoon van
Joseph
, verwierf enige bekendheid als
filmregisseur
.
Het
familiebezit
raakte
echter
versnipperd
onder
de
vele
familieleden.
De
hertogen
zagen
zich
gedwongen
het
stadspaleis
in
Brussel
en
het
kasteel
in
Hingene
te
verkopen.
De
huidige
hertog,
Stéphane
(°1971),
verhuisde
in
2009
naar
het
buitenland.
De
familiestukken
worden
nu
beheerd door een familievereniging of in bruikleen gegeven aan de
provincie Antwerpen
.
De
eerste
residentie
van
de
familie,
het
kasteel
van
Hoboken
,
werd
in
de
achttiende
eeuw
verlaten
voor
het
kasteel
van
Hingene
.
Dit
buitengoed
kwam
in
1608
in
het
bezit
van
Conrard
Schetz
,
die
het
liet
uitbouwen
tot
een
lustslot
.
In
zijn
huidige
vorm
dateert
het
kasteel
uit
de
periode
1713-
1714.
Het
bleef
meer
dan
350
jaar
lang
het
buitenverblijf
van
de
hertogelijke
familie.
Vier
opeenvolgende
hertogen
waren
burgemeester
van
Hingene tussen 1820 en 1921.
De
laatste
generaties
waren
echter
niet
langer
in
staat
het
familiepatrimonium
te
onderhouden
vanwege
de
hoge
erfbelastingen.
In
1973
verkocht
Henri
d'Ursel
het
kasteel
aan
de
gemeente
Hingene
voor
15.000.000
Belgische
frank
(BEF)
en
ging
hiervoor
een
lening
aan
bij
het
Gemeentekrediet
.
Na
de
grote
fusiegolf
van
1
januari
1977
kwam
het
kasteel
in
handen
van
de
gemeente
Groot-Bornem
en
daar
was
geen
geld
om
dit
kasteel
te
restaureren.
Kort
daarna
werd
het
eigendom
verkocht
aan
een
projectontwikkelaar,
maar
deze
verongelukte
tijdens
een
bergbeklimming
(zoals
in
het
dorp
werd
verteld).
Hierdoor
stond
het
kasteel
20
jaar
lang
leeg
.
In
de
jaren
'80
organiseerde
de
oprichter
van
brandstoffen
Maes,
Jef
Maes
,
met
een
comité
en
tal
van
andere
verenigingen
de
Kasteelfeesten
,
waar
je
toch
een
glimp
kon
nemen
binnen
het
kasteel, hetzij de inkomhal. De andere ruimtes in het kasteel waren er erg aan toe.
In
januari
1994
kocht
de
p
rovincie
Antwerpen
het
domein
d’Ursel
,
en
een
jaar
later
ook
het
kasteel,
voor
6,5
miljoen
BEF
.
Zo
kwam
het
volledige
domein,
inclusief
de
gebouwen,
in
handen
van
één
beheerder.
De
renovatie
van
het
kasteel
zou
aanvankelijk
ongeveer
180.000.000
BEF
bedragen
(
ongeveer
€4.462.091
),
maar
uiteindelijk
liep
de
totale
renovatie
op
tot
ongeveer
6
miljoen
euro
.
Het
kasteel
beschikt
over
een
groot
park
en
een
jachtpaviljoen
aan
de
Schelde
en
is,
na
restauratie,
opengesteld
voor
het
publiek.
Het
jachtpaviljoen
De
Notelaer
is
beter
bewaard
gebleven.
Sinds
2017
beheert
het
Kempens
Landschap
het
paviljoen
De
Notelaer
en
zijn
omgeving.
Het
paviljoen
is
in
erfpacht
van
Toerisme
Vlaanderen
en
het
Agentschap
voor
Natuur
en
Bos
.
Het
exterieur
van
het
paviljoen
werd
volledig
gerestaureerd
door
de
vorige
beheerder
Herita
vzw.
De
restauratie
van
het
interieur
en
de
opwaardering
van
het
domein
zal
de
volgende jaren door
Kempens Landschap
worden voortgezet.
In
Brussel
bezat
de
familie
een
stadspaleis
aan
de
Loksumstraat,
dat
sinds
1595
in
handen
van
de
familie
Schetz
was.
Dit
prestigieuze
hôtel
d'Ursel
werd
in
de
jaren
1960
verkocht
aan
vastgoedontwikkelaars
en
in
1960
gesloopt
.
Er
kwam
een
hotel
voor
in
de
plaats,
dat
later
de
zetel
werd
van
de
Nationale
Loterij
,
en
in
2003
opnieuw
werd
afgebroken.
Verder
zijn
ook
het
kasteel van Heks
en het
kasteel Linterpoorten
in familiebezit geweest.
Blazoen
Van
keel
met
het
schildhoofd
van
zilver
beladen
met
drie
meerltjes
van
het
veld.
Het
schild
gehouden
door
twee
griffioenen
van
goud
.
Het
geheel
geplaatst
op
een
wapenmantel
van
keel
gevoerd
met
hermelijn
,
de
zijpanden
met
de
kleuren
van
het
schild
en
getopt
met
de
hertogelijke
kroon
van het
Heilige Roomse Rijk
.
Baronnen van Schetz-d’Ursel
Conrad III Schetz d’Ursel
Conrad
III
Schetz
van
Grobbendonk
werd
geboren
in
Antwerpen
op
19
maart
1553
en
overleed
in
Brussel
op
16
juli
1632
.
Hij
was
een
edelman
binnen
het
hertogdom
Brabant
en
vervulde
belangrijke
diplomatieke
en
bestuurlijke
functies
.
Tussen
1604
en
1609
diende
hij
als
de
eerste
reguliere
Zuid-Nederlandse
ambassadeur
in
Engeland,
waarbij
hij
de
belangen
vertegenwoordigde
van
aartshertogen
Albrecht
(°1559-†1621)
en
Isabella
(°1566-†1633),
landvoogden van de Zuidelijke Nederlanden
.
Conrad
III
was
de
vijfde
zoon
van
Gaspard
II
Schetz
(°1513-†1590),
een
invloedrijke
bankier
in
Antwerpen,
en
Catherine
d'Ursel
(°1527-†1605).
Zijn
vader
financierde
handel
en
militaire
campagnes
,
waaronder
die
van
de
Spaanse
koning
Filips
II
(1527-†1598).
In
zijn
jeugd
was
Conrad
zelf
actief
in
de
handel
,
maar
in
1582
kreeg
hij
een
overheidsfunctie
in
dienst
van
de
Spaanse
koning.
Hij
speelde
een
belangrijke
rol
bij
het
Beleg
van
Antwerpen
in
1584-1585
als
toezichthouder
van
de
artillerie
.
Zijn
jongere
broer
Anthonie
Schetz
(°1564-†1640)
was
later
ook
in
het
Leger van Vlaanderen
als
militair gouverneur
bij het
Beleg van 's-Hertogenbosch
(
1629
).
In
1587
trouwde
hij
met
Françoise
Richardot
(°1569-†1620),
dochter
van
Jan
Grusset
(°1540-1609),
voorzitter
van
de
Brusselse
Geheime
Raad
.
Door
zijn
huwelijk
en
zijn
banden
met
de
adel
verwierf
Conrad
adeldom
en
een
zetel
in
de
Raad
van
Financiën
.
Na
de
dood
van
zijn
vader
werd
hij
heer
van
Hoboken
,
en
in
1600
werd
hij
verheven
tot
baron
van
Hoboken
.
Zijn
diplomatieke
carrière
bereikte
een
hoogtepunt
toen
hij
in
1604
ambassadeur in Engeland
werd, een functie die hij vijf jaar bekleedde.
Conrad
erfde
in
1617
het
landgoed
van
zijn
tante
Barbe
d'Ursel
,
waarbij
hij
en
zijn
erfgenamen,
door
een
adoptieregeling
,
verplicht
werden
de
naam
d'Ursel
aan
te
nemen.
In
1632
vertegenwoordigde
hij
de
adel
van
Brabant
in
de
Staten-Generaal
van
de
Zuidelijke
Nederlanden
,
waarmee hij zijn carrière bekroonde als een belangrijke figuur in de Brabantse adel.
Conrad d’Ursel
Conrad
d’Ursel
,
geboren
op
19
maart
1592
in
Antwerpen
en
overleden
aldaar
op
15
mei
1659
,
was
een
vooraanstaande
edelman
in
de
Zuidelijke
Nederlanden.
Hij
werd
in
1638
door
keizer
Ferdinand
III
von
Habsburg
(°1608-†1657)
benoemd
tot
graaf
van
het
Heilige
Roomse
Rijk
.
Daarnaast
was
hij
de
1e
graaf
van
Ursel
,
2e
baron
van
Hoboken
,
burggraaf
van
Vives-St-Eloy
en
heer
van
Hingene
sinds
1623
.
Op
24
april
1624
trad
hij
in
het
huwelijk
met
Anne
Marie
de
Roblès
(°1614-†1660),
dochter
van
Don
Juan
de
Roblès
(°1560-†1621),
de
1e
graaf
van
Annappes
en voormalig edelman van Nijvel.
François d’Ursel
François
d’Ursel
,
2de
graaf
van
Ursel
en
Zennegem
,
3de
baron
van
Hoboken
en
Hermalle
,
burggraaf
van
Vives-St-Eloy
,
en
heer
van
Hingene
,
Rumst
,
Opdorp
,
Wassegem
en
Oostkamp
,
werd
geboren
in
Brussel
op
24
november
1626
en
overleed
daar
op
10
augustus
1696
.
Hij
bekleedde
de
functie
van
Opperjachtmeester
van
Vlaanderen
in
dienst
van
Spaanse
koning
Carlos
II
de
España
de
Austria
de
Habsburgo
(°1661-†1770). François trouwde op
6 mei 1662
met
Honorine Marie Dorothee de Hornes
(†1694), vrouwe van Hornes-Bassignies.
Hertogen d'Ursel
Conrad-Albert-Charles d’Ursel
Conrad
Albert
d'Ursel
werd
geboren
in
Brussel
op
10
februari
1665
en
overleed
in
Namen
op
3
mei
1738
.
Hij
was
de
1e
hertog
d’Ursel
(
1716
tot
1738
)
en
een
Zuid-Nederlands
militair.
Hij
was
de
zoon
van
graaf
François
d'Ursel
(°1626-†1696)
en
Honorine
Marie
Dorothé
de
Hornes
(°1637-†1694),
dochter
van
Ambrosius de Hornes
,
gouverneur van Namen en Artesië
.
Conrad
Albert
begon
zijn
militaire
carrière
zeer
vroeg.
Toen
hij
nog
een
kleuter
was,
kocht
zijn
vader
hem
de
post
van
kapitein
van
een
infanteriecompagnie,
wat
hem
enkele
jaren
anciënniteit
opleverde
die
later
nuttig
zou
blijken
bij
bevorderingen.
Hij
vocht
in
verschillende
campagnes
(
zoals
de
Grote
Turkse
Oorlog
,
die
woedde
van
1683
tot
1699
)
in
dienst
van
Leopold
I
(°1640–†1705),
keizer
van
het
Heilige
Roomse
Rijk
,
waaronder
in
Hongarije
,
Oran
,
Spanje
en
Italië
.
Hij
klom
op
tot
luitenant-kolonel
en
rekruteerde
een
eigen compagnie
musketiers
te paard.
In
1698
verhief
Conrad
Albert
Hingene
tot
een
Heerlijkheid
,
waarmee
hij
het
belang
van
dit
domein
versterkte.
Tijdens
de
Spaanse
Successieoorlog
(
1701-1713
)
die
uitbrak
na
het
kinderloze
overlijden
van
koning
Carlos
II
(°1661-†1700)
van
Spanje
,
keerde
hij
in
1704
terug
naar
de
Nederlanden.
In
Spaanse
dienst
werd
hij
generaal
en
net
als
zijn
grootvader
gouverneur
van
het
graafschap
Namen
.
In
1716
werd
hij
verheven
tot
hertog
van
Ursel
,
een
titel
die
sindsdien
werd
overgedragen
aan
de
oudste
zoon
van
de
familie.
In
1717
werd
hij
eveneens
hertog
van
Hoboken
,
en
in
1726
erfde
hij
de
bezittingen
van
de
uitgestorven tak van de
graven van Grobbendonk
.
Conrad
Albert
bekleedde
meerdere
adellijke
titels
en
functies
,
waaronder
baron
van
Wezemael
,
erfmaarschalk
van
Brabant
,
graaf
van
Milaan
,
Grobbendonk
en
Zennegem
,
burggraaf
van
Vive-Sint-Eligius
en
heer
van
Hingene
,
Oostkamp
en
Durbuy
.
De
titel
van
‘
graaf
van
Milaan
’
lijkt
op
het
eerste
gezicht
te
verwijzen
naar
de
Italiaanse
stad
Milaan
,
maar
dat
is
niet
het
geval.
‘Milan’
,
of
eigenlijk
‘Millam’
,
was
een
kleine
heerlijkheid
in
Frans-Vlaanderen
.
Deze
heerlijkheid
behoorde
oorspronkelijk
toe
aan
Honorine
de
Hornes
,
de
moeder
van
Conrad-
Albert
d’Ursel
.
Na
het
overlijden
van
zijn
broer
Philippe
Albert
(°1668-†1746)
erfde
Conrad-Albert
deze
titel.
Het
was
dus
geen
Italiaanse,
maar
een
Vlaams-Franse
titel
die
deel
uitmaakte
van
het
familie-erfgoed.
Hij
was
opperjachtmeester
van
Vlaanderen
,
kamerheer
van
koning
Philippe
V
de
Bourbon
(°1683-†1746)
van
Spanje
,
generaal
van
Spanje
en
premier
van
de
Raad
van
Zijne
Majesteit
voor
de
Nederlanden
.
Zijn
indrukwekkende
carrière
en
de
vele
titels
die
hij
droeg,
onderstreepten
zijn
invloed
binnen
zowel
de
Spaanse
als
de
Zuid-Nederlandse
politieke en militaire kringen.
Conrad
Albert
trouwde
met
Eleonore
Christine
Elisabeth
zu
Salm-Neuville
(°1678-†1737),
prinses
van
Salm
en
dochter
van
vorst
Karl
Theodor
Otto zu Salm
(°1645-†1710) en
Paltsgravin
Luise Marie von der Pfalz
(°1647-†1679).
Charles d’Ursel
Charles
d'Ursel
werd
geboren
in
Brussel
op
26
juni
1717
en
overleed
daar
op
11
januari
1775
.
Hij
was
de
2e
hertog
d’Ursel
,
Hingene
en
Hoboken
en
volgde,
net
als
zijn
vader,
een
militaire
loopbaan
in
de
Zuidelijke
Nederlanden.
Charles,
ook
wel
Karel
genoemd
in
het
Nederlands,
was
de
zoon
van
hertog
Conrad-Albert-
Charles
d'Ursel
en
prinses
Eleonore
Christine
Elisabeth
zu
Salm-Neuville
.
Hij
werd
de
eerste
Prins
van
Arche
en
Charleville
van de familie d'Ursel, titels die hij erfde via zijn moeder.
Charles
bouwde
een
carrière
aan
het
keizerlijke
hof
in
Wenen
en
werd
keizerlijk
kamerheer
in
dienst
van
keizer
Franz
I
Stephan
von
Lothringen
(°1708-†1765)
en
keizerin
Maria
Theresia
van
Oostenrijk
.
In
zijn
militaire
carrière
werd
hij
in
1745
benoemd
tot
kolonel
van
het
regiment
Murray
en
in
1748
van
het
regiment
Ligne
.
Later
werd
hij
bevorderd
tot
luitenant-veldmaarschalk
en
gouverneur
van
Brussel
.
In
1771
werd Charles geridderd in de
Orde van het Gulden Vlies
.
Hij
was
ook
belangrijk
voor
het
familielandgoed
en
liet
het
kasteel
van
Hingene
herontwerpen
door
de
Italiaanse
architect
Giovanni
Niccolò
Servandoni
(°1695-†1766).
Hoewel
hij
de
grootse
plannen
van
Servandoni
afwees,
heeft
de
huidige
gevel
van
het
kasteel
nog
steeds
de
klassieke
uitstraling
van
die
tijd.
Charles
d'Ursel
was
een
gepassioneerd
boekenverzamelaar
en
legde
een
collectie
aan
van
meer
dan
1200 banden.
In
1740
trouwde
hij
met
prinses
Eleonora
von
Lobkowitz
(°1721-†1756),
dochter
van
vorst
Johann
Georg
Christian
von
Lobkowitz
(°1686-
†1755) en
Caroline Henriette von Waldstein
(°1702–†1780).
Na
zijn
overlijden
in
1775
werd
in
Hingene
een
bijzondere
eerbetuiging
aan
hem
gebracht.
De
kerkklokken
werden
driemaal
per
dag
geluid,
en
dit
gedurende
zes
opeenvolgende
weken
.
Deze
langdurige
en
plechtige
klokkenluiding
was
een
teken
van
de
aanzienlijke
status
en
het
respect
dat hij genoot in de gemeenschap.
Wolfgang-Guillaume d’Ursel
Wolfgang-Guillaume
d'Ursel
werd
geboren
in
Brussel
op
28
april
1750
en
overleed
aldaar
op
17
mei
1804
.
Hij
was
de
3e
hertog
d’Ursel
,
Hingene
en
Hoboken,
prins
van
Arche
en
Charleville
,
graaf
van
Grobbendonk
,
en
baron
van
Wezemaal
.
Hij
was
de
zoon
van
hertog
Charles
d'Ursel
en
Marie-Éléonore
von
Lobkowicz
.
Wolfgang-Guillaume
trouwde
met
Flore
d'Arenberg
(°1752-†1832),
dochter
van
hertog
Charles
Marie
Raymond
d'Arenberg
(°1721-†1778)
en
Louise
Marguerite
von
der
Marck-Schleiden
(°1730-†1820).
Ze
kregen
samen
kinderen,
waaronder
Charles-Joseph
d'Ursel
,
en
hij
werd
schoonvader
van
François de Lannoy
(°1769-†1835) en
Claude-Adrien de Mun
(°1773-†1843).
Wolfgang-Guillaume
volgde
zijn
vader
op
als
erfmaarschalk
van
het
hertogdom
Brabant
en
grootvorst
en
"
Haut
forestier
van
Vlaanderen
".
In
zijn
militaire
carrière
werd
hij
benoemd
tot
generaal-majoor
in
dienst
van
de
koning
van
Bohemen
en
Hongarije
.
Daarnaast
bekleedde
hij
de
functie
van
kamerheer
van
keizer
Joseph II von Österreich-Lothringen
(°1741-†1790).
Tijdens
de
Brabantse
Revolutie
speelde
Wolfgang-Guillaume
een
belangrijke,
maar
korte
rol.
Op
25
januari
1790
werd
hij
benoemd
tot
voorzitter
van
het
"Algemene
departement
van
Oorlog"
van
de
Verenigde Belgische Staten
.
Charles-Joseph d'Ursel
Charles-Joseph
d'Ursel
werd
geboren
in
Brussel
op
9
augustus
1777
en
overleed
in
Nattenhaasdonk-
Hingene
op
27
september
1860
.
Hij
was
de
zoon
van
Wolfgang-Guillaume
d'Ursel
(°1750-†1804)
en
prinses
Flore
d'Arenberg
(°1752-†1832).
Charles-Joseph
trouwde
met
Louise
Victoire
Josephine
Ferrero-
Fieschi
(°1779-†1847),
prinses
van
Masserano
,
en
samen
kregen
ze
drie
zonen:
Jean
Charles
Marie
Léon
d'Ursel
,
de
5e
hertog
d'Ursel
(°1805-†1878),
Ludovic-Marie
(°1809-†1886),
en
Marie-August
(°1815-
†1878). Alle huidige d'Ursels stammen af van deze drie zoons.
Charles-Joseph
volgde
zijn
vader
op
als
4e
hertog
d’Ursel
,
Hingene
en
Hoboken
in
1804
,
na
jaren
van
tegenspoed
tussen
1790
en
1800
.
Tijdens
de
Franse
bezetting
werd
hij
in
1810
aangesteld
als
burgemeester
van
Brussel
,
als
opvolger
van
Charles
de
Merode
(°1762-†1830),
en
in
1811
benoemd
tot
graaf
van
het
Keizerrijk
.
Hij
won
de
genegenheid
van
zijn
medeburgers
door
zijn
vaderlandsliefde
en
gematigdheid.
Samen
met
Charles
Van
Hulthem
(°1764-†1832)
richtte
hij
de
Société
des
Beaux-Arts
de
Bruxelles
op en organiseerde in
1811
de eerste tentoonstelling van de vereniging.
Op
18
februari
1814
trad
hij
af
als
burgemeester
,
maar
werd
dezelfde
dag
gearresteerd
door
Duitse
soldaten
en
naar
Münster
gebracht
vanwege
vermeende
correspondentie
met
Franse
ambtenaren.
Dankzij
de
Brusselse
gemeenteraad
werd
hij
snel
vrijgelaten.
In
augustus
1814
benoemde
de
Prins
van
Oranje
hem
tot
Algemeen
Commissaris
voor
Binnenlandse
Zaken
(Minister
van
Binnenlandse
Zaken)
in
de
voorlopige
regering.
Later
diende
hij
van
1815
tot
1819
als
Minister
van
Waterstaat
en
Publieke
Werken
onder
koning
Willem
I
(°1772-
†1843).
Na
de
Slag
van
Waterloo
werd
Brussel
overspoeld
met
duizenden
gewonde
officieren
en
manschappen.
Hertog
d’Ursel
nodigde
verschillende
Nederlandse
officieren
uit
om
in
zijn
residentie
te
komen
herstellen;
kapitein
Theodorus
Coenradus
Veeren
(°1790-†1847)
commandant
van
de
lichte
compagnie
van
het
Nederlandse
tweede
linie
bataljon,
die
ernstig
gewond
raakte
toen
hij
zijn
compagnie
leidde
in
de
aanval
op
La
Haye
Sainte
(
18
juni
1815
)
schreef
twee
dagen
na
de
slag
aan
zijn
vrouw:
“Ik
dacht
eraan
om
's
avonds
hierheen
te
komen
met
de
bedoeling
om
naar
het
ziekenhuis
te
gaan,
maar
een
heer,
de
hertog
d'Ursel,
kwam
naar
me
toe
en
stond
erop
dat
ik
bij
hem
bleef,
maar
omdat
Van
Houten
[zijn
eerste
luitenant,
red.]
bij
me
was,
liet
ik
hem
weten
dat
ik
graag
wilde
dat
hij
bij
me
bleef;
hij
gehoorzaamde
onmiddellijk
en
we
worden
nu
heel
goed
verzorgd.”
De
officieren bleven in de residentie van de hertog tot ze hersteld waren en terug naar
Holland
werden vervoerd.
In
1820
werd
hij
burgemeester
van
Hingene
,
een
functie
die
hij
tot
zijn
dood
bekleedde.
Daarnaast
bekleedde
hij
ook
een
belangrijke
hofpositie
als
Grootmeester
in
de
hofhouding
van
Koningin
Wilhelmina
van
Pruisen
(°1774-†1837).
In
1829
leidde
hij
de
commissie
voor
hervormingen
in
het
middelbaar
onderwijs.
Tijdens
de
Belgische
Revolutie
van
1830
bleef
hij
trouw
aan
koning
Willem
I
en
leidde
hij
een
adviescommissie
om
de
rust
te
herstellen.
Na
het
Verdrag
van
de
XXIVe
Artikelen
in
1839
werd
hij
ontslagen
van
zijn
eed
en
trad
hij
toe
tot
de
Belgische
Senaat
.
Van
1839 tot 1847
was hij
senator
voor het
district Antwerpen
en daarna tot
1859
voor het
district Mechelen
, als lid van de
Katholieke Partij
.
Charles
Joseph
hertog
d’Ursel
(1777-1860)
werd
in
1816
door
Koning
Willem
I
opgenomen
in
de
Nederlandse
adel
,
maar
hij
en
zijn
nakomelingen
kozen
na
de
Belgische
afscheiding
in
1839
voor
de
Belgische
nationaliteit
en
zijn
tot
de
Belgische
adel
gaan
behoren.
Hun
Nederlandse adeldom herleeft
op het moment dat zij de
Nederlandse nationaliteit
verkrijgen.
Léon d'Ursel
Jean
Charles
Marie
Léon
d'Ursel
werd
geboren
in
Hingene
op
4
oktober
1805
en
overleed
in
Brussel
op
7
maart
1878
.
Hij
was
een
Belgische
politicus
voor
de
Katholieke
Partij
en
werd
in
1860
de
5e
hertog
d’Ursel
.
Léon
was
de
oudste
zoon
van
hertog
Charles-Joseph
d'Ursel
(°1777-†1860)
en
Louise
Ferrero-
Fieschi
de
Masserano
(°1779-†1847).
Hij
trouwde
met
Sophie
d'Harcourt
(°1812-†1842)
en
na
haar
overlijden
met
haar
jongere
zus
Henriette
d'Harcourt
(°1828-†1904).
Uit
zijn
eerste
huwelijk
had
hij
twee
kinderen,
Marie
Madeleine
d'Ursel
(°1833-†1885)
en
Henri
d'Ursel
(°1839-†1875).
Uit
zijn
tweede
huwelijk
kreeg
hij
zeven
kinderen,
waaronder
Joseph
d'Ursel
(°1848-†1903),
die
later
Senaatsvoorzitter
zou
worden.
Léon
d'Ursel
,
afkomstig
uit
een
katholiek
gezin,
trad
in
de
politieke
voetsporen
van
zijn
voorouders.
In
1836
,
bij
de
eerste
provincieraadsverkiezingen
in
het
onafhankelijke
België
,
werd
hij
verkozen
tot
lid
van
de
Antwerpse
provincieraad
voor
het
kanton
Puurs
.
Hij
nam
de
plaats
in
van
Charles
du
Trieu
de
Terdonck
(°1790-†1861),
wiens
zetel
in
Puurs
vacant
was,
omdat
du
Trieu
ook
verkozen
was
in
het
kanton
Mechelen
.
Léon d'Ursel
bleef onafgebroken zetelen tot
1860
.
In
1840
werd
hij
aangesteld
als
bestendig
afgevaardigde
,
ter
vervanging
van
Louis
De
Vinck-du
Bois
(°1784-†1858),
die
gouverneur
ad
interim
was
geworden.
Twee
jaar
later
verliet
Léon
d'Ursel
de
bestendige
deputatie.
In
1860
stemde
hij
in
met
het
verzoek
van
de
provinciegouverneur
om
burgemeester
van
Hingene
te
worden,
zoals
zijn
vader
voor
hem.
Hij
bekleedde
deze
functie
tot
aan
zijn
overlijden
in
1878.
In
1860
erfde
Léon
de
titel van hertog na het overlijden van zijn vader. Van
1862
tot zijn dood was
Léon d'Ursel
ook
senator
.
Léon
zou
normaal
worden
opgevolgd
door
zijn
zoon
Henri
d’Ursel
(°1839
-†1875)
uit
zijn
eerste
huwelijk.
Henri
trouwde
in
1873
met
Isabelle
de
Clermont-Tonnerre
(°1849-†1921),
maar
overleed
slechts
twee
jaar
later,
op
35-jarige
leeftijd,
aan
tuberculose
.
Hierdoor
was
het
zijn
jongere
broer
Joseph
d'Ursel
die
in
1878
zowel
Léon
opvolgde
als
burgemeester
van
Hingene
alsook
de
titel
van
hertog
erfde
.
Na
Léons
dood
werd
zijn
broer,
graaf
Ludovic-Marie d'Ursel
(°1809-†1886),
senator
.
Joseph d'Ursel
Marie
Charles
Joseph
d'Ursel
werd
geboren
in
Brussel
op
3
juli
1848
en
overleed
in
Strombeek-Bever
op
15
november
1903
.
In
1860
werd
hij
de
6e
hertog
d’Ursel
.
Hij
was
een
B
elgisch
diplomaat
en
politicus
voor
de
Katholieke
Partij
.
Joseph
was
een
kleinzoon
van
minister
Charles-Joseph
d'Ursel
(°1777-†1860)
en
de
zoon
van
Léon
d'Ursel
(°1805-†1878)
en
Henriette
d'Harcourt
(°1828-†1904),
de
tweede
echtgenote
van zijn vader.
Joseph
promoveerde
in
1869
tot
doctor
in
de
Rechten
aan
de
Katholieke
Universiteit
Leuven
.
Hij
begon
zijn
loopbaan
als
diplomaat
en
bekleedde
verschillende
posten
van
1870
tot
1878
.
Hij
trouwde
met
Antonine
de
Mun
(°1849-†1931)
en
samen
kregen
ze
twee
zonen
en
twee
dochters,
waaronder
senator
Robert d'Ursel
(°1873-†1955).
Na
de
dood
van
zijn
vader
in
1878
erfde
Joseph
de
titel
van
hertog
.
In
datzelfde
jaar
werd
hij
verkozen
tot
gemeenteraadslid
en
benoemd
tot
burgemeester
van
Hingene
,
een
functie
die
hij
met
een
korte
onderbreking
van
1885
tot
1889
uitoefende
tot
zijn
dood.
Van
1880
tot
1885
was
hij
ook
provincieraadslid
voor
de
provincie
Antwerpen
.
Daarna
werd
hij
gouverneur
van
de
provincie
Henegouwen
van
1885
tot
1889
.
In
1889
werd
hij
katholiek
senator
voor
het
arrondissement
Mechelen
,
een
mandaat
dat
hij
tot
zijn
dood
behield.
In
1899
werd
hij
tot
voorzitter
van
de
Senaat
verkozen,
een
ambt
dat
hij
eveneens
tot
zijn
overlijden
vervulde.
Joseph
was
ook
medestichter
en medewerker van het
Brusselse dagblad
Le XXe siècle
in
1895
.
Robert d'Ursel
Robert
Marie
Léon
d'Ursel
werd
geboren
in
Brussel
op
7
januari
1873
en
overleed
daar
op
16
april
1955
.
Hij
was
een
Belgisch
politicus
voor
de
Katholieke
Partij
.
Robert
was
de
zoon
van
gouverneur
en
senator
Joseph
d'Ursel
(°1848-†1903)
en
Antonine
de
Mun
(°1849-†1931).
In
1898
trouwde
hij
met
Sabine
Franquet
de
Franqueville
(°1877-†1941),
met
wie
hij
drie
kinderen
kreeg.
Na
het
overlijden
van
zijn
vader
werd hij de
7e hertog
en het
hoofd van het huis d'Ursel
.
Robert
d’Ursel
behaalde
een
doctoraat
in
de
Rechten
aan
de
Katholieke
Universiteit
Leuven
.
Van
1904
tot
1921
was
hij
gemeenteraadslid
en
burgemeester
van
Hingene
.
In
1913
werd
hij
katholiek
provinciaal
senator
voor
het
arrondissement
Antwerpen
,
ter
vervanging
van
de
overleden
Victor
Fris
(°1877-†1925). Hij bleef
senator
tot
1936
, waarbij hij vanaf
1932
als
gecoöpteerd senator
diende.
In
1910
werd
hij
benoemd
tot
regeringscommissaris-generaal
voor
de
Wereldtentoonstelling
van
1910
in
Brussel.
Daarnaast
was
hij
erelid
van
de
Vereniging
van
de
Adel
en
voorzitter
van
de
Royal
Automobile
Club
van
België
.
Hij
werd
onderscheiden
met
verschillende
eretekens
,
waaronder
het
grootkruis
in
de
Kroonorde
,
de
titel
van
grootofficier
in
de
Leopoldsorde
en
commandeur
in
het
Franse Legioen van Eer
.
Henri d'Ursel
Henri
Charles
François
Joseph
Marie
d’Ursel
werd
geboren
in
Brussel
op
18
november
1900
en
overleed
in
Ukkel
op
30
mei
1974.
Hij
was
een
Belgische
cineast
en
de
8e
hertog
d’Ursel
.
Hij
was
de
zoon
van
politicus
Robert
d’Ursel
(°1873-†1955)
en
Sabine
Franquet
de
Franqueville
(°1877-†1941).
In
1923
trouwde hij met
Antoinette de La Trémoïlle
(°1904-†1996), met wie hij drie kinderen kreeg.
In
de
jaren
1920
woonde
hij
in
Parijs
,
waar
hij
de
surrealisten
en
avant-garde
filmmakers
leerde
kennen.
Hij
speelde
een
figurantenrol
in
Les
Mystères
du
château
de
Dé
,
een
film
van
Man
Ray
(Emmanuel
Radnitzky,
°1890-†1976).
In
1929
maakte
hij
onder
het
pseudoniem
Henri
d'Arches
de
film
La
Perle
,
een
33
minuten
durende
film
gebaseerd
op
een
scenario
van
Georges
Hugnet
.
Het
was
zijn
enige
film,
beschreven
door
Cinematek
België
als
"een
film
met
de
glans
van
onervarenheid".
De
droomachtige
film
draait
om
de
diefstal
van
een
parelketting
en
wordt
beschouwd
als
een
waar
filmgedicht,
met
een
surrealistische
knipoog
naar
de
feuilletons
van
Louis
Feuillade
(°1873-†1925).
De
hoofdrollen
werden
vertolkt door
Kissa Kouprine
(°1908-†1981) en
Georges Hugnet
(°1906-†1974).
Na
zijn
filmcarrière
keerde
Henri
terug
naar
België,
waar
hij
heimwee
bleef
houden
naar
de
tijd
van
de
stomme
cinema.
In
1937
richtte
hij
‘
Le
prix
de
l'image
’
op,
de
voorloper
van
experimentele
filmfestivals
.
Na
de
oorlog
stichtte
hij
‘
L'Écran
du
Séminaire
des
Arts
’,
de
meest
prestigieuze
filmclub
van
België
gedurende
twintig
jaar,
en
de
voorloper
van
het
Brussels
Filmmuseum
.
Henri
d'Ursel
presenteerde
filmklassiekers
met
enthousiasme,
elegantie
en
humor,
en
was
nauw
bevriend
met
filmmakers
Charles
Dekeukeleire
(°1905-†1971)
en
Henri
Storck
(°1907-†1999). Hij was 25 jaar lang
ondervoorzitter
van de
Koninklijke Cinematheek van België
.
Op
25 september 1940
trouwde Henri in Sint-Gillis met
Madeleine André
(°1918-†1956), met wie hij nog vier kinderen kreeg.
Nadat
hij
het
kasteel
van
zijn
vader,
Robert
d’Ursel
(°1873-†1955),
had
geërfd,
besloot
hij
in
1970
om
het
grote
familielandgoed,
sinds
generaties
in
de
familie,
te
verkopen.
In
1973
kocht
het
gemeentebestuur
van
Hingene
het
hertogelijke
landgoed
(nu
domein
d’Ursel
)
voor
15.009.000
Bfr.
(
nu
omgerekend
ongeveer
€372.064
).
Hij
liet
het
kasteel
volledig
leeg
achter
nadat
hij
al
het
waardevolle
meubilair
had
weggehaald
en
deponeerde
het
volledige familiearchief
in het
Nationaal Archief van Brussel
.
Antonin ‘Tony’ d'Ursel
Antonin
Marie
Louis
Jean
Robert
d'Ursel
werd
geboren
in
Brussel
op
28
april
1925
en
overleed
daar
op
13
september
1989
.
Hij
trouwde
op
16
augustus 1968
in Etterbeek met
Ursula Michaelsen
(°1940), en samen kreeg ze met haar
‘Tony’
drie kinderen. Antonin was de
9e hertog d’Ursel
.
Stéphane d'Ursel
Stéphane
d'Ursel
werd
geboren
in
Leverkusen
(Duitsland)
op
13
juli
1971
.
Hij
trouwde
op
26
juli
1996
in
Sint-Pieters-Woluwe
met
Catherine
Bourgignon
(°1973)
en
samen
kregen
ze
drie
kinderen:
Sarah
d’Ursel
(°1996)
en
Matisse
d’Ursel
(°2001).
Stéphane
d'Ursel
behaalde
het
licentiaat
in
de
geschiedenis
aan
de
Université
libre
de
Bruxelles
in
1998
met
een
thesis
gewijd
aan
een
familiaal
onderwerp
onder
de
titel
’
Une
fortune princière sous l'Ancien Régime. L'exemple de la famille d'Ursel.
’
In
2008
emigreerden
Stéphane,
de
10e
hertog
d’Ursel
,
en
zijn
echtgenote
Catherine
met
hun
kinderen,
gravin
Sarah
(toen
12
jaar
oud)
en
graaf
Matisse
(toen
7
jaar
oud),
naar
Centraal-Amerika,
naar
Panama
.
Zijn
bezittingen,
waaronder
boeken,
meubels
en
schilderijen,
gaf
hij
in
bruikleen
aan
het
kasteel
d'Ursel
in
Hingene
.
Deze
unieke
stukken
van
de
adellijke
familie
zijn
zo
teruggekeerd
naar
hun
oorspronkelijke
thuis,
de
Heerlijkheid Hingene
.
Bron(nen):
Wikipedia
RTV Nieuws; Reportage: In den beginne…; 1997
RTV Nieuws; Reportage: Tijdens de restauratie kasteel d’Ursel; 2002
RTV Nieuws; Reportage: Opening kasteel d'Ursel; 2003
Kasteel d’Ursel.be; Het kasteel d’Ursel in Hingene: van “maison de plaisance” tot hertogelijke “lieu de memoire”?
http://www.odis.be/lnk/PS_95
Annuaire de la noblesse de Belgique - Volume 2; 1848
Annuaire de la noblesse belge - Volume 44; 1890