Leven in de Brouwerij
Brouwerijen in Hingene-centrum
Brouwerij Scaldis
Henricus Cesar Van Kerckhoven, stichter van de brouwerij, met zijn werknemers en familie.
Eigenaren door de jaren heen
•
César Van Kerckhoven (1877-1928)
•
Arnold Van Kerckhoven (1921-1927)
•
Willem Van Kerckhoven (1921-1962)
•
Cesar Van Kerckhoven (1946-1962)
•
Omer Van Kerckhoven (1946-1962)
•
Arnold jr. Van Kerckhoven (1946-1962)
•
Brouwerij Artois (april 1962 - september 1962)
Ontstaan van Brouwerij Scaldis
Er
bestaat
enige
onduidelijkheid
over
het
exacte
oprichtingsjaar
van
Brouwerij
Scaldis.
Volgens
de
inventaris
van
het
Agentschap
Onroerend
Erfgoed
werd
de
brouwerij
opgericht
in
1885
,
terwijl
een
oude
advertentie
van
de
brouwerij
zelf
melding
maakt
van
1877
als
stichtingsjaar
.
Een
mogelijke
verklaring
hiervoor
is
dat
de
brouwerij
aanvankelijk
op
een
andere
locatie
was
gevestigd,
ongeveer
500
meter
verderop.
In
1885
zou
men
zijn
overgestapt
naar
de
huidige
locatie.
Wat
er
ook
van
zij,
het
staat
vast
dat
César
Van
Kerckhoven
(1847-†1928)
°in
de
laatste
decennia
van
de
19de
eeuw
met
de
brouwerij
begon.
De
onderneming
was
vanaf
het
begin
modern
uitgerust
en
beschikte
over
een
Bollinckx-stoommachine
van
Belgische
makelij.
Oorspronkelijk
kreeg
de
brouwerij
de
naam
‘
De
Schelde
’
,
een
verwijzing
naar
de
nabijgelegen
rivier.
Pas
na
de
Eerste
Wereldoorlog werd de Latijnse benaming
‘
Scaldis
’
ingevoerd.
De eerste bieren en modernisering
Over
de
bieren
die
César
Van
Kerckhoven
oorspronkelijk
brouwde,
is
weinig
bekend.
Vermoedelijk
waren
het
bieren
van
hoge
gisting.
Pas
in
1921
werd
de
brouwerij
ingericht
voor
de
productie
van
laaggegiste
bieren
,
onder
leiding
van
Willem
en
Arnold
Van
Kerckhoven
(°1890-†1927),
de
zonen
van
César
.
Arnold
,
die
tijdens
de
Eerste
Wereldoorlog
getroffen
werd
door
een
gasaanval,
overleed
in
1927
op
37-jarige
leeftijd.
De
overstap
naar
lage
gisting
vereiste
aanzienlijke
investeringen
in
geïsoleerde
gistings-
en
lagerkelders,
koelmachines
en
andere
apparatuur.
Scaldis
was
in
de
provincie
Antwerpen
de
tweede
brouwerij
die
deze
overstap
maakte,
na
Bavaro-Belge
in
Antwerpen.
Het
eerste
bier
van
lage
gisting
dat
Scaldis
produceerde, was
Bock
(3,5% alc.).
Willem Van Kerckhoven
(°1889-†1972) haalde de gist ervoor bij de
Oranjeboombrouwerij
in Rotterdam.
De
echte
doorbraak
kwam
enkele
jaren
later
met
Rex
,
een
goed
gehopt
bier
van
5%
alcohol.
Dit
merk
werd
in
1923
geregistreerd
en
werd
bijzonder
populair,
niet
alleen
in
Klein-Brabant
maar
ook
in
Antwerpen.
Op
de
Wereldtentoonstelling
in
Brussel
in
1935
waren
er
zelfs
cafés
die
uitsluitend
Rex
serveerden.
Voor
de
Tweede
Wereldoorlog
werd
Rex
al
geleverd
aan
meer
dan
300
horecazaken
,
en
de
brouwerij
had
een
tiental
vrachtwagens
in
dienst.
De
mout
werd
geïmporteerd
uit
Tsjechië
en
deels
geleverd
door
mouterij
Roelants
in
Bornem,
terwijl
de
hop
vooral
uit
Tsjechië en Duitsland kwam.
Verdere groei en uitdagingen
In
de
jaren
1930
onderging
de
brouwerij
verdere
modernisering.
Willem
Van
Kerckhoven
liet
een
nieuwe
brouwzaal
installeren
met
drie
roodkoperen
ketels.
In
1935
en
1936
volgden
een
nieuwe
machinekamer,
een
moderne
stoommachine
(V.D.K.,
Gent)
en
een
ammoniakcompressor
(Phoenix,
Gent).
De
brouwerij
produceerde
haar
eigen
elektriciteit
via
een
alternator
die
aan
de
stoommachine
was
gekoppeld.
In
1937
introduceerde Willem een nieuw bier:
Welta
, een Dortmunder-type bier van 5,5% alcohol.
Na
de
Tweede
Wereldoorlog
kwam
de
derde
generatie
in
de
brouwerij:
Cesar
(°1915)
en
Omer
Van
Kerckhoven
(°1918-†1998)
(zonen
van
Willem)
en
Arnold
Jr.
Van
Kerckhoven
(°1926)
(zoon
van
Arnold).
Cesar
werd
de
brouwingenieur
,
terwijl
Omer
en
Arnold
zich
met
de
commerciële
activiteiten
bezighielden.
Een
van
de
eerste
uitdagingen
na
de
oorlog
was
het
vinden
van
een
nieuwe
gistsoort.
De
brouwerij
gebruikte
tot
dan
toe
gist
van
de
Lutzchena-brouwerij
in
Leipzig,
maar
na
de
oorlog
was
dat
geen
optie
meer.
Na
vele
tests
koos
Cesar
uiteindelijk
voor
gist
van
de
Feldschlösschen-brouwerij
in Rheinfelden, Zwitserland.
Duitsland
werd
na
de
oorlog
een
belangrijke
exportmarkt,
mede
dankzij
het
Britse
bezettingsleger.
In
1946
kwamen
Britse
vrachtwagens
naar
de
brouwerij
om
Rex
-bier
op
te
halen.
Twee
jaar
lang
bleef
deze
exportactiviteit
doorgaan,
en
later
werd
zelfs
bier
per
trein
in
tankwagens
naar
Duitsland vervoerd en daar afgevuld.
Neergang en overname door Artois
Vanaf
de
jaren
’50
kreeg
de
brouwerij
het
moeilijk.
Problemen
met
de
waterkwaliteit
deden
de
reputatie
van
Rex-bier
geen
goed,
en
de
opkomst
van
grote
pilsbrouwerijen
bemoeilijkte
de
concurrentiepositie.
Hoewel
er
in
1955
nog
een
nieuw
bier
werd
geïntroduceerd
(
Oud
Brussel
,
een
amberkleurig
bier
van
5%),
bleven
de
inkomsten
dalen.
In
1962
werd
duidelijk
dat
de
brouwerij
niet
langer
zelfstandig
kon
blijven
voortbestaan.
Dankzij
bemiddeling
van
Karel
Van
Kerckhoven
(°1921),
die
contacten
had
bij
Brouwerij
Artois
,
kwamen
er
overnamegesprekken
op
gang.
In
april
1962
werd
een
akkoord
bereikt
en
nam
Artois
Brouwerij
Scaldis
volledig
over.
De
productie
werd
voortgezet
tot
juni
1962
,
waarna
de
brouwerij
werd
gesloten.
Op
15
juni
1962
werd
het
laatste
Rex-bier
gebrouwen
.
Vanaf
september
1962
werd
het
overgebleven
Scaldis-bier
overgebracht naar Leuven, waar het werd vermengd met
Stella Artois
.
H
et lot van de brouwerijgebouwen
Na
de
sluiting
werd
de
brouwerij
grotendeels
ontmanteld
door
Artois.
De
brouwinstallaties
en
bottelarij
werden
verwijderd
en
enkele
muren
afgebroken.
In
latere
jaren
verdwenen
ook
de
twee
schoorstenen.
Omer
Van
Kerckhoven
baatte
nog
een
tijd
een
drankendepot
uit
in
een
deel
van
de
gebouwen.
In
1972
kocht
de
familie
Van
Kerckhoven
het
complex
terug
van
Artois.
In
1978
nam
Marc
Van
Kerckhoven
(°1955),
zoon
van
Omer,
de
drankenhandel
over.
Enkel
het
gedeelte
aan
de
straatkant
bleef
in
gebruik,
waar
Marc
Van
Kerckhoven
,
als
vierde
generatie
van
de
brouwersfamilie,
een
drankendepot
uitbaatte.
De
oude
brouwerijtoren
en
andere
gebouwen
aan
de
achterkant
raakten
echter
in
verval
omdat
ze
meer
dan
vijftig
jaar
leegstonden.
Door
het
ontbreken
van
een
opvolger
en
de
naderende
pensioenleeftijd
besloot
Marc
het
familiebedrijf
stop
te
zetten
en
het
brouwerijgebouw
een
nieuwe
bestemming
te geven.
Vanaf
2020
werd
gewerkt
aan
een
herbestemmingsproject
voor
de
site.
De
historische
gevel,
die
een
sterke
symbolische
waarde
heeft
voor
het
dorp,
zou
behouden
worden
en
de
brouwerijtoren
werd
heropgebouwd
met
gerecupereerde
materialen.
De
voormalige
bottelarij
wordt
gerenoveerd
en
geïntegreerd
in
een
woonproject
met
22
appartementen
.
Daarnaast
zou
een
grote
brouwersketel
in
de
binnentuin
een
blijvende herinnering vormen aan het brouwersverleden van
Scaldis
.
Deze
herbestemming
markeert
een
nieuw
hoofdstuk
voor
de
voormalige
brouwerij
en
zorgt
ervoor
dat
het
historische
erfgoed
van
Scaldis
op
een
hedendaagse
manier
in
het
dorpsbeeld
behouden
blijft.
Echter
werd
de
historische
gevel
met
het
opschrift
‘
Scaldis
Brouwerij
’
niet behouden, maar ging tijdens de sloopwerken verloren.
Gebrouwen bieren door Brouwerij Scaldis
•
Hingen’s Stout (1914)
•
Dubbel Oud Bier van Petersvaatje
•
Bock (1921)
•
Rex (1923)
•
Rex Europabier (1923)
•
Export (1923)
•
Scaldis Extra Stout (1923)
•
Hingen’s Pale Ale (1923)
•
Pilsner-Beer
•
Munich
•
Hingen’s Double Stout
•
Scaldis Donker Extra Tafelbier
•
Welta Dort (1937)
•
Welta Pils (1937)
•
Welta Export
•
Welta Quels Pilzner
•
Welta Stout
•
Super Rex
•
Gueuze Tour Noire
•
Faro
•
Hino
•
Oud Brussel – Vieux Bruxelles(1955)
•
Christmas (1956)
•
Oud Patersbier Prior
•
Pale Ale (1956)
Brouwerij Sint-Anna
Van 'De Kroon' naar 'Sint-Anna'
Brouwerij
Sint-Anna,
oorspronkelijk
bekend
als
brouwerij
'De
Kroon'
,
bevond
zich
in
de
Wolfgang
d’Urselstraat
(
heden
nr.
10)
en
stond
kadastraal
geregistreerd
onder
nummer
A
599.
De
brouwerij
kende
een
lange
geschiedenis
en
was
in
handen
van
verschillende
generaties
brouwersfamilies,
die elk hun eigen stempel drukten op de lokale bierproductie.
De vroege geschiedenis: familie De Munter
De
eerste
gekende
brouwer
van
deze
locatie
was
Petrus
Joannes
De
Munter
(°1780-†1817).
Hij
was
gehuwd
met
Anna
Catharina
Verstraeten
(°1776-†1852).
De
brouwerij
kende
in
1841
een
belastingaanslag
op
de
productie
van
151
hectoliter
bier,
wat
aangeeft
dat
het
een
actieve
en
aanzienlijke brouwerij was in die tijd.
Na
het
overlijden
van
Petrus
in
1817,
kwam
de
brouwerij
in
handen
van
zijn
weduwe
Anna
Catharina
Verstraeten
.
Zij
zette
de
brouwerij
voort
samen
met
hun
dochters
Barbara
Juliana
De
Munter
(°1806-†1889)
en
Joanna
Maria
De
Munter
(°1808-†1896).
Naast
het
brouwen
van
bier
runden
zij
ook
herberg
‘De
Kroon’,
wat
erop
wijst
dat
de
familie
niet
alleen
bier
produceerde,
maar
ook
een
belangrijke
rol
speelde
in
het
sociale
en
economische leven van de gemeenschap.
Petrus
Joannes
De
Munter
was
de
zoon
van
dokter
Antoon
De
Munter
(†1802)
en
Francisca
Van
Vracem
(°1754-†1839).
De
familie
Van
Vracem
was
al
eerder
actief
in
de
brouwerswereld,
want
Francisca
was
de
dochter
van
brouwer
Elias
Van
Vracem
(°1712-†1775).
Deze
genealogische
lijn
toont aan dat brouwerijtradities vaak generaties lang werden doorgegeven binnen dezelfde familie.
Beschrijving van de brouwerij in de 19e eeuw
Volgens belastingdocumenten uit die tijd was de brouwerij uitgerust met:
•
Één roerkuip
(voor het mengen en roeren van de ingrediënten)
•
Twee ketels
(waarschijnlijk gebruikt voor het koken van het beslag)
•
Één koelbak
(waarin het bier kon afkoelen na het kookproces)
De
koelbakken
bevonden
zich
boven
de
roerkuip,
en
de
opslagplaats
voor
het
bruine
bier
bevond
zich
onder
het
huis.
Echter,
tegen
het
einde
van
de
jaren
1810
raakte
de
brouwerij
in
verval.
Uit
archieven
blijkt
dat
de
brouwerij
in
slechte
toestand
verkeerde
en
dat
de
laatste
officiële
brouwsessie plaatsvond op 9 december 1819. Daarna viel de brouwerij stil en verloor ze haar activiteit.
De transitie naar 'Brouwerij Sint-Anna'
Hoewel
de
brouwerij
geruime
tijd
inactief
bleef,
werd
ze
later
nieuw
leven
ingeblazen
onder
de
naam
‘
Sint-Anna
’
.
Dit
gebeurde
onder
leiding
van
Willem
Roelants
(°1876-†1952),
die
gehuwd
was
met
Jozefien
Van
Nieuwenburgh
(°1876-?).
De
brouwerij
kende
haar
actieve
periode
tussen
1913 en ongeveer 1929. Gedurende deze periode was Roelants ook eigenaar van
brouwerij Van Velsen
in Bornem.
Brouwerij
Sint-Anna
werd
vooral
bekend
om
het
biermerk
‘
Het
Lekkere
Nat
’
,
een
naam
die
in
de
regio
bleef
nazinderen.
Dit
suggereert
dat
de
brouwerij een zekere faam genoot en dat het bier een geliefd product was onder de lokale bevolking.
Het einde van de brouwersactiviteiten en latere bestemmingen
Na
de
stopzetting
van
de
brouwerij
in
1929
werd
het
gebouw
overgenomen
door
Gaston
Anné
(°1910-†1992),
die
gehuwd
was
met
Josephine
Raes
(°1920-†1986).
In
1947
richtte
Anné
er
een
mandenvlechterij
op,
wat
opnieuw
een
economisch
belangrijke
activiteit
was
binnen
de
regio.
In
1972 transformeerde hij het bedrijf tot een wasserij en droogkuis onder de naam
‘
Edelweiss
’
.
Uiteindelijk
werd
het
volledige
eigendom
verkocht
aan
een
projectontwikkelaar.
In
2005
verrees
op
deze
historische
locatie
de
residentie
‘
Het
Binnenhof
’
,
een
wooncomplex
met
enkele
woningen.
Hiermee
verdween
de
brouwerij
definitief
uit
het
straatbeeld,
maar
de
herinnering
aan
de
brouwtraditie van Sint-Anna en De Kroon leeft verder in de geschiedenis van Hingene.
Bron(nen):
De Zytholoog #49 pagina 50-51-52
Leven in de Brouwerij, Danny Polfliet, Jaarboek Van De Vereniging Voor Heemkunde In Klein-Brabant Vzw, 2019
Brouwerijen in Wintam
Brouwerij Muyshondt
Oprichting en Eerste Jaren (1892-1910)
In
1892
richtte
Florent
Muyshondt
(°1835-†1910)
de
brouwerij
op
die
zijn
naam
zou
dragen:
Brasserie
Florent
Muyshondt
.
Hij
nam
de
brouwerij
over
van
zijn
vader,
Joannes
Muyshondt
(°1809-†1858),
die
deze
runde
onder
de
naam
’
Brouwerij
Het
Schipken
’
.
Naast
de
brouwerij
beheerde
de familie een gelijknamige herberg, een traditie die in veel brouwersfamilies gangbaar was.
Florent
Muyshondt
bouwde
zijn
bedrijf
uit
in
de
Victor
Kegelstraat
te
Wintam.
De
brouwerij
specialiseerde
zich
in
zware
bieren
en
later
ook
in
Pilsener
bieren.
Het
succes
bleef
niet
uit
en
de
brouwerij
groeide
uit
tot
een
gevestigde
naam
in
de
regio.
In
1902,
op
67-jarige
leeftijd,
droeg
Florent
de
leiding
over
aan
zijn
zonen,
de
33-jarige
Felix
Muyshondt
(°1869-†1925)
en
de
30-jarige
Jozef
Muyshondt
(°1872-†1931),
die
van
jongs
af
aan
waren
opgeleid
in
het
brouwersvak.
De
brouwerij
werd
hernoemd
tot
‘
Brasserie
Muyshondt
Frères
’
en
zou
onder
deze
naam
verder
opereren tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
Groei en Uitdagingen (1910-1936)
Het
overlijden
van
Florent
Muyshondt
in
1910
betekende
het
einde
van
een
tijdperk,
maar
Felix
en
Jozef
zetten
zijn
werk
voort.
Onder
hun
leiding
breidde
de
brouwerij
haar
assortiment
uit
met
verschillende
bierstijlen.
Helaas
sloeg
het
noodlot
toe
in
1925,
toen
Felix
op
56-jarige
leeftijd
overleed,
zijn
broer
Jozef
achterlatend
als
enige
eigenaar.
Zes
jaar
later,
in
1931,
stierf
ook
Jozef,
waardoor
zijn
zoon
Eduard
Muyshondt
(°1908-†1979)
de
leiding
over
de
brouwerij
op
zich
nam.
Zijn
broer
Felix
Muyshondt
(°1908)
koos
voor
een
medische
carrière,
terwijl
de
jongste
broer,
Désiré
Muyshondt
(°1912-†1979),
een
wijn-
en
likeurhandel
in
Brugge
startte.
Ondanks
deze
tegenslagen
bleef
de
brouwerij
floreren,
vooral
dankzij
het
groeiende
succes
van
haar
Pilsener
bieren.
Het
meest
iconische
product,
Krak
Pils
,
werd
in
deze
periode
ontwikkeld
en
verwierf
al
snel
een
sterke
reputatie.
Eduard
Muyshondt
fungeerde
niet
alleen
als
brouwer,
maar
ook
als
vertegenwoordiger
van het bedrijf, en wist het marktaandeel verder uit te breiden.
De Oorlogsjaren en Economische Veranderingen (1936-1950)
In
1936
werd
de
brouwerij
omgevormd
tot
een
Naamloze
Vennootschap.
Dit
was
noodzakelijk
om
de
financiële
middelen
te
vergroten
en
de
concurrentiepositie
te
versterken.
Tijdens
de
Duitse
bezetting
in
de
Tweede
Wereldoorlog
werd
de
naam
gewijzigd
naar
‘
Brouwerij-Mouterij
Muyshondt
NV
’
.
De
familie
Muyshondt
kreeg
steun
van
Georges
Daelemans
(°1902),
een
kozijn
van
Eduard
en
Maurice
Muyshondt
(°1904-
†1992) en eigenaar van
‘Wegebo-Brussel’
. Dankzij zijn investering bleef de brouwerij operationeel in deze moeilijke periode.
In
november
1942
werd
Krak
Pils
officieel
gelanceerd
en
groeide
uit
tot
een
fenomeen.
In
slechts
tien
jaar
tijd
werden
maar
liefst
2.653.861
bakken
verkocht,
een
indrukwekkend
aantal
voor
een
regionale
brouwerij.
Naast
Krak
Pils
introduceerde
de
brouwerij
varianten
zoals
King
Krak
,
Krak Royal
,
Krak Ale
en
Krak Tafelbier
.
Een
andere
opmerkelijke
creatie
was
Mickeybier
,
gepaard
met
glazen
die
een
Mickey
Mouse-achtig
figuur
bevatten.
Dit
leidde
tot
een
juridisch
conflict
met
‘
The
Disney
Brothers
Studio
’
,
waardoor
het
product
en
de
glazen
van
de
markt
gehaald
werden.
De
overgebleven
exemplaren
zijn
tegenwoordig
zeldzame
verzamelobjecten
met
een
geschatte
waarde
van
€350
tot
€400
per
stuk.
Of
dit
conflict
echt
gebeurd
is,
hebben
wij
niet
weten te achterhalen. Nergens staat dit beschreven en de Disney Studios hebben hier alvast geen weet van.
Ramp en Herstructurering (1953-1964)
Op
1
februari
1953
werd
Wintam
getroffen
door
de
overstroming
van
de
Rupel.
De
brouwerij
liep
aanzienlijke
schade
op:
de
stoomketel
kwam
volledig
onder
water
te
staan,
machines
werden
vernield
en
een
belangrijke
lagerkelder
moest
opnieuw
geïsoleerd
worden.
De
herstellingswerken
waren ingrijpend en leidden tot zware financiële lasten voor de brouwerij.
In
1957
werd
de
naam
officieel
veranderd
naar
‘
Brouwerij
van
Wintam
’
,
al
werd
deze
benaming
al
enkele
jaren
informeel
gebruikt.
In
de
late
jaren
'50
werd
Jos
Janssens
,
schoonzoon
van
Georges
Daelemans
,
aangesteld
als
leidinggevende.
Ondanks
deze
inspanningen
bleef
de
concurrentie
met grote brouwerijconcerns moeilijk.
Het Einde van een Tijdperk
In
1964
kwam
er
een
einde
aan
Brouwerij
Muyshondt
.
Georges
Daelemans
verkocht
zijn
aandelen
aan
‘
Brouwerij
Wielemans-Ceuppens
’
,
waarmee
de
brouwerij
officieel
ophield
te
bestaan.
Eduard
en
Maurice
Muyshondt
vonden
nog
werk
binnen
de
overgenomen
brouwerijen,
maar
de familietraditie als onafhankelijke brouwers was voorbij.
De
overname
van
kleinere
brouwerijen
door
grotere
bedrijven
was
in
deze
periode
een
veelvoorkomend
fenomeen.
Marktreuzen
zoals
Artois
en
Moortgat
breidden
hun
monopolie
uit,
waardoor
kleinere
brouwerijen
ofwel
opgeslokt
werden
of
de
deuren
moesten
sluiten.
Toch
blijft
een
tastbare
herinnering
overeind:
de
brouwerijtoren
van
Brouwerij
van
Wintam,
nu
omgevormd
tot
appartementencomplex,
blijft
een
herkenbaar
monument in het dorpsbeeld van Wintam. Een stille getuige van een rijke brouwgeschiedenis die generaties lang werd gekoesterd.
Gebrouwen bieren door Brouwerij Muyshondt
•
Extra
•
Bock
•
Blond
•
Well’s Stout
•
Brabo
•
Pilsner Export
•
Krak Pils (1942)
•
King Krak
•
Krak Royal
•
Krak Ale
•
Krak Tafelbier
•
Super Krak (1947)
•
Krak Negro
•
Sanos Dubbel Blond
•
Mickeybier (1940)
•
Hingen’s Double Stout
Bron(nen):
Archief Jozef Muyshondt
Archief Jozef Van Reeth
Archief Orde van Hingene
Brouwerij ’De Rupel’ bij Verstraeten
Een Verhaal van Ambacht, Ondernemerschap en Tegenslagen
Brouwerij
‘De
Rupel’,
gelegen
in
de
Egied
De
Jonghestraat
op
de
percelen
B
407
en
B
408,
was
een
belangrijke
speler
in
de
lokale
bierproductie
aan
het
begin
van
de
20ste
eeuw.
De
brouwerij
werd
geleid
door
Carolus
Ludovicus
Verstraeten
(°1846–†1931),
die
naast
brouwer
ook
actief
was
als
kolenboer.
Samen
met
zijn
echtgenote
Maria
Petronella
De
Decker
(°1847–†1909)
bouwde
hij
de
brouwerij
uit
tot
een
goed
draaiende
onderneming.
De
brouwerij
was
bekend
om
haar
gerstenbier
en
tripelbier,
twee
populaire
biersoorten
die
destijds
veel
werden
geconsumeerd.
In
1902 had de brouwerij een brouwersbeslag van 871 hectoliter, wat aantoont dat het bedrijf een aanzienlijke productiecapaciteit had.
De Overname door de Zonen en Familietragedies
Na het overlijden van Carolus Ludovicus Verstraeten namen zijn zonen de brouwerij over:
•
Joannes Verstraeten
(°1884–†1917)
•
Lodewijk Verstraeten
(°1878), gehuwd met
Maria Verbeek
(°1882)
•
Frans Achiel Verstraeten
(°1871–†1956), gehuwd met
Joanna Apers
(°1875 – †1948)
•
Joseph Verstraeten
(°1881–†1967), gehuwd met
Emerance Alfonsina Van Tricht
(°1885 – †1951)
De
familie
Verstraeten
kreeg
echter
al
snel
te
maken
met
zware
tegenslagen.
Op
9
augustus
1917
verdronk
Joannes
Verstraeten
in
de
Rupel
terwijl
hij
aan
het
vissen
was.
Zijn lichaam werd nooit geborgen, wat een groot verdriet teweegbracht binnen de familie.
Een
nog
dramatischer
voorval
vond
plaats
op
11
september
1929.
Gaston
Verstraeten
(°1907–†1929),
zoon
van
Frans
Achiel
Verstraeten
,
kwam
op
tragische
wijze
om
het
leven
door
elektrocutie
in
een
brouwerij.
Gaston
had
net
zijn
opleiding
aan
de
brouwersschool
in
Gent
voltooid
en
was
bezig
met
de
inspectie
van
een
machine
met
een
draagbare
elektrische
lamp.
Door
een
ongelukkig
contact
met
de
elektrische
stroom
van
130
volt
werd
hij
dodelijk
getroffen.
Zijn
vader
trof
hem
levenloos
aan
bij
de
machine,
en
hoewel
twee
artsen
nog
urenlang
probeerden
hem
te
redden,
mocht
geen
hulp
meer
baten.
Opmerkelijk
was
dat
hij
slechts
een
kleine
brandplek
ter
hoogte
van
zijn
hart
had,
wat
deed
vermoeden
dat
de
stroom
een
fataal
effect
op
zijn
hart
had.
Dit
tragische
ongeval
zorgde
voor
diepe
rouw
binnen
de
familie,
die
hun
enige
zoon
op
zo’n
plotse
en
dramatische wijze verloor.
Het Einde van de Brouwerij
De
opeenvolgende
tegenslagen
en
de
economische
omstandigheden
leidden
uiteindelijk
tot
het
faillissement
van
de
brouwerij.
Op
12
november
1930
werd
een
openbare
verkoop
georganiseerd
door
deurwaarder
Adolf
Baeté
(°1866–†1942)
uit
Puurs.
Tal
van
goederen
uit
de
brouwerij
werden geveild, waaronder:
•
Een Ford-tractor met aanhangwagen
•
Een dubbele bierwagen en een vierwielige vrachtwagen
•
Diverse landbouwvoertuigen zoals een boerenkar, speelkar, strooimachine en ploeg
•
Paardentuigen en een bascule (weegschaal)
•
Grote vaten, kuipen en tonnen
•
Huishoudelijke benodigdheden zoals een toog met marmeren blad, een spiegel en een buffet
Vier
jaar
later,
op
12
maart
1934
,
werd
de
volledige
brouwerij-inventaris
geveild
in
herberg
‘
De
Reep
’
bij
Emmanuel
De
Smet
(°1873–†1959).
Deze veiling omvatte:
•
Diverse ketels in ijzer en koper
•
Pompen, een dynamo en een ijsmachine
•
Een koelinstallatie en een elektrische installatie
•
Een Chevrolet-vrachtwagen van 2,5 ton
De koper van de brouwerij kreeg de eerste keus bij de aankoop van deze goederen tegen vastgestelde prijzen.
Erfgoed en Herinnering
Brouwerij
‘
De
Rupel
’
is
een
voorbeeld
van
de
vele
ambachtelijke
brouwerijen
die
in
de
19de
en
20ste
eeuw
floreerden
in
België.
De
brouwerij
kende
zowel
periodes
van
groei
als
diepe
tragiek,
wat
de
uitdagingen
van
familiebedrijven
in
die
tijd
illustreert.
Hoewel
de
brouwerij
uiteindelijk
verdween, leeft de herinnering aan de brouwersfamilie Verstraeten voort in de geschiedenis van de regio.
Bron(nen):
Vlaamsche Nieuws (Het) - Vlaamsche Gazet; 17-08-1917; p. 3
Gazet Van Antwerpen; 12-09-1929; p. 2
Gazet Van Antwerpen; 13-09-1929; p. 4
Het Pannenhuis
Een Historische Brouwerij in Wintham
De
brouwerij
‘
Het
Pannenhuis
’
was
in
de
vroege
19e
eeuw
gevestigd
in
de
Willem
De
Blockstraat
te
Wintham,
onder
Hingene.
Oorspronkelijk
eigendom
van
Joannes
Peeters
,
werd
de
brouwerij
in
1829
overgenomen
door
Antonius
Van
De
Waele
en
in
1832
doorverkocht
aan
Bernardus
Ceulemans
, een brouwer en azijnmaker.
De Brouwerij onder Bernardus Ceulemans
Bernardus
Ceulemans
(°1801-†1889),
gehuwd
met
Maria
Seps
(°1810-†1863),
stond
niet
alleen
bekend
als
bierbrouwer
,
maar
ook
als
azijnmaker
.
In
1822
werd
hij
belast
op
454
hectoliter
bier,
wat
erop
wijst
dat
de
brouwerij
een
aanzienlijke
productie
had.
Dit
betrof
een
mouterij
die
enkel
voor
eigen
gebruik
diende.
Zijn
dochter
Maria
Ceulemans
(°1832-†1908)
huwde
later
met
Florent
Muyshondt
,
eigenaar
van
brouwerij
‘
Het Schipken
’
.
Onrust en Dreigbrieven
In
september
1834
ontving
Ceulemans
een
dreigbrief,
gevonden
door
zijn
dienstmeid
Theresia
Van
Damme
(°1809-†1846)
De
anonieme
schrijver
eiste
500
francs
en
dreigde
de
brouwerij
en
stal
te
saboteren
indien
er
geen
gehoor
werd
gegeven.
Ceulemans
nam
de
dreiging
ernstig
en
schakelde
de
gerechtelijke
politie
in.
Enkele
maanden
later,
in
mei
1835
,
kreeg
hij
opnieuw
te
maken
met
vandalisme.
Een
groep
onbekenden
vernielde
dakpannen
van
de
brouwerij
en
gooide
met
stenen
naar
de
dienstbode
Macharius
Roscam
(°1805)
die
hen
betrapte.
Ook
nabijgelegen
huizen werden niet gespaard.
Diefstal in de Brouwerij
Op
20
augustus
1849
deed
Ceulemans
aangifte
van
diefstal.
Drie
koperen
brouwketels
werden
’s
nachts
gestolen.
Hoewel
er
geen
braaksporen
waren,
werd
vermoed
dat
de
dieven
via
een
hooggelegen
venster
met
een
ladder
naar
binnen
waren
geklommen
en
vervolgens
de
deur
hadden
geopend. De gendarmerie werd ingeschakeld, maar er werden geen daders gevonden.
Verkoop van de Brouwerij
In
1886
,
na
het
overlijden
van
Ceulemans
,
werd
de
volledige
eigendom
door
notaris
Adolf
Verbelen
(°1856-†1921)
openbaar
verkocht.
De
eigendom
bestond
uit
drie
percelen:
de
brouwerij
met
woonhuis,
een
herberg
met
omliggend
land
en
een
schuur
met
stallen.
De
koper,
Florent
Muyshondt
,
betaalde
in
totaal
6.000
franken
voor
het
geheel.
Met
de
verkoop
van
de
brouwerij
kwam
een
einde
aan
een
turbulente
periode
in
de
geschiedenis
van
‘
Het
Pannenhuis
’
.
Deze
brouwerij
speelde
niet
alleen
een
rol
in
de
lokale
bierproductie,
maar
was
ook
het
toneel
van
dreigingen,
vandalisme en diefstal, wat een beeld schetst van het roerige 19e-eeuwse dorpsleven.
Bron(nen):
Leven in de Brouwerij, Danny Polfliet, Jaarboek Van De Vereniging Voor Heemkunde In Klein-Brabant Vzw, 2019
Brouwerijen in Eikevliet
Brouwerij 'Het Paradijs'
Een Historische Brouwerij in Eikevliet
Brouwerij
‘
Het
Paradijs
’
was
een
belangrijke
speler
in
de
regio
Eikevliet,
onder
de
jurisdictie
van
Hingene.
De
brouwerij
werd
op
30
maart
1709
verkocht door
Hendrik Smet
(°1646) aan
Adriaan Verheyden
en
Peter Van Damme
.
Van Hoomissen en de Groei van de Brouwerij
Bij
de
volkstelling
van
1796
werd
Joannes
Van
Hoomissen
(°1750-†1807)
geregistreerd
als
brouwer.
Zijn
zoon,
Petrus
(°1779-†1838),
volgde
hem
op
en
combineerde
het
brouwersvak
met
dat
van
herbergier
en
landbouwer.
Na
het
overlijden
van
zijn
eerste
vrouw,
Anna
Catharina
Seps
(°1790-†1826),
hertrouwde
hij
met
haar
zus,
Monica
(°1791-†1885).
In
1828
werd
een
inventaris
opgesteld
waarin
zowel
de
herberg-
als
brouwerijgoederen gedetailleerd werden beschreven, met onder andere brouwketels, koelbakken en tonnen.
Zijn
broer
Joannes
Bernardus
Van
Hoomissen
(°1776-†1827)
liet
in
1827
de
branderij
afbreken.
De
brouwerij
beschikte
over
een
mouterij
en
produceerde bruin bier. Het productieproces werd gedetailleerd vastgelegd, inclusief de capaciteit van de ketels en roerkuipen.
Van Henricus tot Désiré: Culturele en Technologische Vernieuwingen
Henricus
Van
Hoomissen
(°1829-†1886)
nam
de
brouwerij
over
en
speelde
een
prominente
rol
in
het
dorp.
Hij
was
medeoprichter
en
voorzitter
van
fanfare Sint-Cecilia
. Onder zijn leiding werd in 1841 een belasting geheven op 1190 hectoliter bier, wat wijst op een aanzienlijke productie.
Zijn
zoon,
Désiré
Van
Hoomissen
(°1854-†1932),
zette
de
familietraditie
voort
en
moderniseerde
de
brouwerij.
In
1897
werd
een
stoommachine
geïnstalleerd, wat een grote vooruitgang betekende.
Branden en het Einde van de Brouwerij
Op
30
februari
1914
brak
brand
uit
in
de
brouwerij.
Werklieden
op
weg
naar
Antwerpen
sloegen
alarm,
maar
het
binnenwerk
van
de
mouterij
en
de graanzolder liep zware schade op. Duizenden kilo’s mout en gerst werden vernietigd, en de schade werd geschat op 20.000 frank.
In
1910
ging
Désiré
op
rust
en
werd
hij
opgevolgd
door
Carolus
Josephus
Franciscus
Moroy
(°1876-†1952).
In
samenwerking
met
Roelants
uit
Hingene
startte
hij
in
1912
een
limonadefabriekje
naast
de
brouwerij.
Ondanks
deze
innovatie
kwam
in
1925
een
einde
aan
de
bierproductie,
en
Karel Moroy werd Ford-agent.
Van Brouwerij naar Benzinestation
Op
18
december
1926
vroeg
Moroy
een
vergunning
aan
om
een
opslagplaats
voor
2.000
liter
benzine
te
bouwen.
Rond
1930
werd
de
brouwerij
gesloopt. In 1934 kreeg hij toestemming om een benzinepomp te plaatsen aan zijn eigendom in de Karel Suykensstraat.
De
garage
groeide
verder:
in
1939
nam
Frans
Van
Meulder
(°1912-†1976)
de
zaak
over
als
officiële
Shell-agent.
Na
zijn
overlijden
in
1976
nam
schoonzoon
Walter
Hens
,
die
reeds
in
1961
al
actief
was,
het
bedrijf
over.
In
1985
trad
hun
zoon
Wim
toe
tot
het
bedrijf,
waardoor
de
opvolging
verzekerd was.
Bron(nen):
Leven in de Brouwerij, Danny Polfliet, Jaarboek Van De Vereniging Voor Heemkunde In Klein-Brabant Vzw, 2019
Website: hensvanmeulder.be/bedrijf
Brouwerij Roomen
Eikevliet,
een
gehucht
van
Hingene,
kende
in
de
19e
en
begin
20e
eeuw
een
rijke
brouwtraditie.
Een
opvallende
naam
in
deze
geschiedenis
is
brouwerij Roomen
, die haar oorsprong vindt in een pand dat bekend stond als
‘
Het Schrijvershof
’
.
De eerste sporen van brouwerijactiviteit
De
vroegste
bekende
vermelding
van
de
brouwerij
dateert
uit
1825.
In
dat
jaar
produceerde
Michaël
Franciscus
Sel
(°1784-†1850)
zowel
bruin
als
geel
bier.
In
1847
werd
op
de
brouwerij
een
belasting
geheven
op
622
hectoliter
bier.
Naast
zijn
activiteiten
als
brouwer
was
Sel
ook
bierazijnmaker
en
bezat
hij
een
mouterij
die
specifiek
voor
azijnproductie
werd
gebruikt.
Het
personeel
bestond
onder
meer
uit
Cornelius
Meskens
als
knecht
en
Joanna Thijs
als dienstmeid.
Uit een inventaris van 1827 blijkt dat de brouwerij beschikte over:
•
Roerkuipen met een gezamenlijke inhoud van 37 vaten en 40 kannen.
•
Ketels met een capaciteit van 33 vaten en 85 kannen.
•
Koelbakken met een totaal volume van 53 vaten en 64 kannen.
•
Lekbakken met een inhoud van 12 vaten en 51 kannen.
De
opslagplaatsen
voor
bier
en
azijn
bevonden
zich
zowel
in
de
brouwerij
zelf
als
in
de
kelders.
De
koelbakken
waren
op
een
hoger
niveau
boven
de brouwerij gesitueerd.
Overname en bloeiperiode
Na
Michaël
Franciscus
Sel
werd
de
brouwerij
voortgezet
door
zijn
zonen:
Petrus
Franciscus
(°1819-†1900),
Joannes
Baptist
(°1816-†1886),
Cornelius
(°1821-†1892)
en
Josephus
(°1827-†1903).
Laatstgenoemde,
gehuwd
met
Rosalia
Van
Hoomissen
(°1834-†1909),
was
niet
alleen
brouwer maar ook
medeoprichter
van de plaatselijke
fanfare
in 1853.
In
1887
werd
de
brouwerij
door
de
erfgenamen
van
Sel
verkocht
aan
Adolphus
Leon
Moris
voor
een
bedrag
van
15.000
frank.
De
aankoop
omvatte
niet
alleen
de
brouwerij,
maar
ook
een
schuur,
stallingen
en
een
loskaai.
Moris
bleek
echter
niet
in
staat
aan
zijn
betalingsverplichtingen
te
voldoen.
Dit
leidde
in
1889
tot
een
gedwongen
openbare
verkoop
van
de
brouwerij-inboedel,
waaronder
meubilair,
een
buffetpiano,
bierkarren,
vaten met in totaal 35.000 liter bier en zelfs een paard.
Later
dat
jaar
werd
de
brouwerij
zelf
opnieuw
openbaar
verkocht.
De
nieuwe
eigenaars
werden
Joannes
Verstraeten
(°1868-†1910),
een
beambte
uit
Antwerpen,
en
zijn
echtgenote
Sophia
Van
Hoomissen
(°1859-†1934).
Zij
verwierven
het
pand
voor
een
bedrag
van
21.959
frank.
Na
het
overlijden van Joannes in 1910 zette zijn weduwe, samen met hun drie zonen, de brouwerijactiviteiten voort.
Van brouwerij naar boerderij
De
brouwerij
bleef
in
bedrijf
tot
de
vroege
20e
eeuw,
waarna
Alfons
Verstraeten
(°1899-†1952),
een
van
de
zonen,
de
zaak
overnam
en
de
naam
veranderde
in
‘
De
Toekomst
’
.
In
1933
vroeg
Alfons
vergunning
aan
voor
de
bouw
van
een
benzineopslagplaats,
wat
erop
wijst
dat
de
brouwerijactiviteit
stilaan
op
de
achtergrond
raakte.
Uiteindelijk
werd
het
pand
omgevormd
tot
een
boerderij,
die
werd
uitgebaat
door
de
familie
Carolus
Boeyckens
(°1879-†1949)-
Anna
Maria
Muyshondt
(
°1891-†1973).
Later
nam
zoon
Jules
Boeyckens
(°1922-†2002)
de
bedrijfsvoering
over.
Historische context
De
evolutie
van
brouwerij
Roomen
weerspiegelt
een
breder
patroon
dat
zich
in
de
19e
en
20e
eeuw
in
Vlaanderen
voltrok.
Kleinschalige
brouwerijen,
vaak
familiebedrijven,
hadden
moeite
om
stand
te
houden
in
een
veranderende
markt
die
steeds
meer
gereguleerd
werd.
Strengere
wetgeving,
zoals
de
wet
van
1822,
maakte
het
moeilijk
voor
kleine
brouwerijen
en
distilleerderijen
om
rendabel
te
blijven.
Dit
leidde
ertoe
dat
vele
brouwerijen verdwenen of werden omgevormd tot andere handelsactiviteiten, zoals in het geval van brouwerij Roomen.
Hoewel
de
brouwerij
niet
meer
bestaat,
blijft
haar
geschiedenis
een
belangrijk
onderdeel
van
het
erfgoed
van
Eikevliet
en
de
bredere
regio
rond
Hingene. Door onderzoek en documentatie blijven deze verhalen behouden voor toekomstige generaties.
B
ottelarijen in de gemeente Hingene
Bottelarij-Frisdrankenfabriek Van Praet
Victor
Van
Praet
(°1897–†1988),
beter
bekend
als
"Tore
Van
Praet"
,
startte
zijn
activiteiten
in
1930
,
toen
hij
de
bottelarij
van
Florent
Van
Der
Kinderen
overnam.
In
samenwerking
met
brouwerij
Scaldis
bottelde
hij
het
bier
van
de
brouwerij
van
Willem
Van
Kerckhoven
.
Daarnaast
ontwikkelde
hij
in
1946
zijn
eigen
"
Orangeade
"
.
Toen
België
eind
1969
,
bij
Koninklijk
Besluit,
de
btw
invoerde,
besloot
hij
zijn
beroepsactiviteiten te beëindigen, wat door veel kleine bedrijfjes werd gedaan.
Bottelarij: ‘Rottiers’
De
bottelarij
‘
Rottiers
’
was
gelegen
in
de
Egied
de
Jonghestraat.
Amedeus
Rottiers
(°1877–†1956),
gehuwd
met
Josepha
Pontzeele
(°1879–†1951),
was
zowel
biersteker
als
varkensboer
.
Zijn
veelzijdige
ondernemerschap
maakte
hem
tot
een
opmerkelijke
figuur
in
de
regio.
Naast
het
runnen
van
de
bierhandel
was
Amedeus
ook
actief
in
de
agrarische
sector,
waar
hij
zich
bezighield
met
de
varkenshouderij.
Dit
dubbele
beroep
was
niet
ongebruikelijk voor ondernemers in die tijd, die vaak verschillende activiteiten combineerden om hun inkomsten te diversifiëren.
Bottelarij: ‘Steenwegh’
De
bottelarij
‘
Steenwegh
’
bevond
zich
in
de
Frans
Rottiersstraat.
De
oprichter,
Josephus
Joannes
Steenwegh
(°1875–†1940),
was
gehuwd
met
Alida
Josephina
Van
Noten
(°1874–†1958).
Oorspronkelijk
was
de
onderneming
een
bottelarij,
maar
na
verloop
van
tijd
transformeerde
het
bedrijf
naar
een
bierhandel.
Alida
Josephina
Van
Noten
nam
het
winkeltje
over
en
stond
in
voor
de
dagelijkse
werking,
waarbij
ze
de
verkoop
en
distributie
van
bier
en
andere
dranken
verzorgde.
De
bierhandel
werd
na
het
overlijden
van
Josephus
Joannes
Steenwegh
overgenomen
door
zijn
neef,
Ernest
Joseph
Lodewijk
Steenwegh
(°1911–†1971),
de
zoon
van
zijn
broer
Joannes
Henricus
(°1866–†1931),
die
destijds
gemeenteontvanger
was.
Bottelarij: ‘Spiessens’
De
bottelarij
‘
Spiessens
’
werd
opgericht
door
Desiderius
Spiessens
(°1875–†1962),
beter
bekend
als
"Désiré",
en
zijn
echtgenote
Maria
Polfliet
(°1878–†1965).
Hoewel
Désiré
van
beroep
kleermaker
was
en
Maria
als
huishoudster
werkte,
besloten
ze
samen
een
bottelarij
op
te
richten.
Dit
gebeurde op kleine schaal, maar met een sterke toewijding en ondernemingszin. De bottelarij was gelegen in de Egied de Jonghestraat in Wintam.
Ondanks
hun
beperkte
middelen
slaagden
Désiré
en
Maria
erin
om
hun
bedrijf
draaiende
te
houden.
In
die
tijd
waren
kleinschalige
bottelarijen
van
groot
belang
voor
de
distributie
van
bier
en
frisdranken,
vaak
in
samenwerking
met
grotere
brouwerijen.
Het
was
een
veeleisende
onderneming,
maar
hun
doorzettingsvermogen
zorgde
ervoor
dat
de
bottelarij
jarenlang
bleef
bestaan.
Na
verloop
van
tijd
werd
de
zaak
overgedragen
aan
hun
zonen,
Frans
Spiessens
(°1905–†1978)
en
Albert
Spiessens
(°1915–†1978).
Naast
zijn
werk
in
de
bottelarij
was
Albert
ook
grondarbeider, wat aantoont dat de familie meerdere bronnen van inkomsten had om het bedrijf in stand te houden.
Bottelarij: ‘Vertongen’
De
bottelarij
‘
Vertongen
’
werd
opgericht
door
Robert
Vertongen
(°1903–†1988),
die
samen
met
zijn
echtgenote
Joanna
Van
Neck
(°1905–†1970)
een
bloeiende
bierhandel
uitbouwde.
De
bottelarij
was
gevestigd
in
de
Hendrik
Muyshondtstraat
en
speelde
een
belangrijke
rol
in
de
lokale
bierdistributie.
Als
bierhandelaar
was
Robert
Vertongen
verantwoordelijk
voor
het
bottelen
en
verhandelen
van
verschillende
bieren,
waarschijnlijk
afkomstig
van
nabijgelegen
brouwerijen.
In
een
tijd
waarin
bierconsumptie
een
belangrijk
sociaal
en
cultureel
aspect
van
het
dagelijkse leven was, voorzag de bottelarij de regio van kwaliteitsvolle producten.
Bottelarij: Coomans