Anekdotes uit Hingene
Anekdotes en andere leuke verhalen
Lachen
maakt
het
leven
lichter,
en
voor
velen
is
een
dag
zonder
een
glimlach
een
verloren
dag.
We
worden
dagelijks
geconfronteerd
met
momenten
die
ons
aan
het
lachen
maken:
een
goed
getimede
grap,
een
onverwacht
succes,
een
gênante
vergissing
of
een
onbedoeld
komische
instructie. Maar vooral zijn het de anekdotes die ons blijven bijstaan.
Een
anekdote
is
een
kort,
meestal
waargebeurd
verhaaltje
dat
een
grappige,
opmerkelijke
of
typerende
gebeurtenis
beschrijft.
Iedereen
kent
er
wel
een
paar
–
soms
uit
eigen
ervaring,
soms
doorverteld
door
anderen.
In
dorpen
en
gemeenschappen
waar
iedereen
elkaar
kent,
gaan
zulke
verhalen
gemakkelijk
rond.
Vaak
zijn
ze
vermakelijk
zonder
kwetsend
te
zijn,
en
tonen
ze
een
menselijke
kant
van
de
betrokken
personen.
Het
zijn
deze kleine vertellingen die het sociale weefsel kleur geven, en ze worden nog jaren later met plezier opnieuw verteld.
Rieke Tovenaar en Wètje Perremans
Edward
‘Wètje’
Perremans
had
op
een
keer,
tijdens
een
bestuursvergadering
van
KVK
Hingene
,
de
legendarische
‘
Rieke
Tovenaar
’
uit
de
kantine
gezet.
Waarop de Rik kwaad zei:
“Ik zet hier nooit nog een voet op uwe grond!”
En sindsdien hield hij woord — elke match stond hij trouw te kijken vanop de Kasteeldreef, op afstand, maar geen seconde miste hij.
Bron: Fons Desmedt
Een échte tovenaar in Hingene
Rieke
woonde
in
een
vervallen
huizeke
aan
de
Mandenmakersstraat
,
in
dat
baantje
richting
de
U-put.
Als
kind
waren
wij
er
heilig
van
overtuigd
dat
hij
écht
kon
toveren.
Dat
maakte
hem
voor
ons
natuurlijk
razend
interessant.
We
waren
dan
ook
geregeld
met
een
bende
curieuze
bengels
aan
z’n deur te vinden — tot grote ergernis van Rieke zelf. Als hij ons in de mot kreeg, pakte hij z’n riek en stoof hij briesend achter ons aan.
Ik
denk
niet
dat
hij
ons
ooit
echt
iets
had
willen
aandoen,
maar
we
hadden
toch
telkens
de
schrik
van
ons
leven.
Achteraf
gezien
had
ik
hem
eigenlijk
best
graag
op
een
normale
manier
leren
kennen.
Ze
zeggen
dat
het
een
wijze
man
was,
eentje
met
meer
in
zijn
mars
dan
wij
als
kinderen
ooit beseften.
Bron: Björn Van Eetvelt
Rentmeesteres Jeanne Thielemans
Hoe
ze
vroeger
leefde,
daar
zat
later
precies
toch
wat
verandering
in.
Op
een
keer
stapte
ze
de
winkel
binnen
voor
een
paar
sneden
kaas
en
hesp.
Maar voor ze betaalde, vroeg ze heel ernstig:
“En mag ik de overschot terugbrengen, als ik het niet op krijg?”
Tja, dat was
de Juffra
hé… altijd een beetje anders dan de rest.
Ze
was
excentriek,
een
tikkeltje
kunstzinnig,
en
net
daardoor
bleef
ze
haar
hele
leven
lang
wat
een
buitenbeentje
in
het
dorp.
Maar
net
dat
maakte
haar zo intrigerend — ge wist nooit goed wat ge van haar mocht verwachten.
Bron: Fons Desmedt
Pastoor Henk Hamerlinck
Ik
wil
toch
graag
een
plezante
anekdote
vertellen,
eentje
uit
de
tijd
dat
ik
pastoor
was
in
Hingene
—
een
schone
periode,
dat
weet
ik
nog
goed,
zegt
pastoor
Henk Hamerlinck
glimlachend.
Het
waren
Kasteelfeesten,
en
ik
had
nét
gehoord
dat
de
aanvraag
voor
de
herstellingen
aan
de
kerktoren
was
goedgekeurd.
Ge
kunt
u
inbeelden
hoe content ik was! Het feest werd officieel ingezet met een receptie — een glaasje schuimwijn hier, eentje daar… niets aan de hand.
Maar
toen...
toen
hebben
een
paar
snoodaards
mij
meegetroond
naar
de
Duveltent
.
Hoeveel
glazen
ik
daar
nog
achterovergeslagen
heb,
dat
weet
ik eerlijk gezegd niet meer. In gewone omstandigheden krijg ik met moeite één glas binnen, maar die dag was het precies anders.
Enfin,
ge
kunt
al
raden
wat
er
volgde:
plots
voelde
ik
dat
ik
dringend
naar
het
toilet
moest.
Dus
ik
naar
buiten,
op
zoek
naar
een
boom
om
mij
discreet
achter
te
zetten.
Ik
dacht
er
eentje
gevonden
te
hebben
—
maar
had
niet
door
dat
die
boom
in
een
gracht
stond.
Voor
ik
het
goed
en
wel
besefte, lag ik er zelf ook in.
En
wie
moest
mij
eruit
halen?
Een
paar
Chirojongens
,
die
met
veel
plezier
‘meneer
pastoor’
uit
de
modder
takelden.
Helemaal
onder
het
slijk
ben
ik dan toch nog tot aan de pastorie geraakt.
En
sindsdien...
het
verhaal
van
‘
den
pastoor
in
de
gracht
’
deed
heel
Klein-Brabant
rond.
Tot
op
vandaag
spreken
mensen
uit
Hingene
en
Mariekerke mij er nog over aan, met zo’n pretlichtjes in hun ogen. Tja, een pastoor is ook maar een mens hé?
Bron: Pastoor Jan Hamerlinck
Albert Mees ofwel Bère Poes
Albert
Mees
—
of
beter
gezegd
Bère
Poes
—
want
ge
moet
weten:
in
Hingene
waren
er
twee
Albert
Mees’en
.
De
ene
was
van
Caroline
Meskens
,
en onze Bère had dus een bijnaam nodig om het verschil te maken.
Tijdens
de
toneelvoorstellingen
van
De
Morgenster
was
hij
steevast
de
zelfverklaarde
zaalwachter
van
dienst.
In
die
tijd
gingen
de
mensen
die
in
café
De
Zwaan
een
pint
kwamen
pakken,
langs
de
toneelzaal
naar
het
toilet.
En
ja,
ge
raadt
het
al:
Bère
Poes
stond
daar
streng
op
toe
dat
ze
dat
in stilte deden, zonder het spel te storen. Eén misstap en ge kreeg z’n scherpe blik — of erger nog: een berisping waar ge u aan verslikte.
Waar
zijn
bijnaam
juist
vandaan
komt,
dat
blijft
een
beetje
een
mysterie.
Wat
we
wél
weten,
is
dat
zijn
moeder
in
het
dorp
gekend
stond
als
de
Poes
. De rest mogen we gerust aan onze eigen verbeelding overlaten.
Maar
Bère
was
meer
dan
alleen
zaalwachter
—
hij
was
ook
officieel
scheidsrechter
bij
de
Belgische
Voetbalbond.
Samen
met
Hendrik
Van
Herbruggen
,
of
zoals
wij
hem
aanspraken
‘
Rieke
(Tamme)
’
,
vormde
hij
het
gevreesde
scheidsrechtersduo
van
KVK
Hingene,
toen
nog
gewoon
FC
Hingene
. Vraag het maar aan de oud-spelers — die zullen u nog straffe verhalen kunnen vertellen over die twee op het veld!
Bron: Fons Desmedt
Pierre Schoof in de luren gelegd
Pierre
Schoof
—
dat
was
dé
vaandeldrager
van
Hingene
,
maar
ook
een
tuinman
van
de
bovenste
plank.
Althans,
dat
vond
hij
zelf
toch.
Je
kon
hem
weinig
wijsmaken
over
groenten
en
planten.
Hij
kende
elk
ras,
wist
perfect
wanneer
je
wat
moest
zaaien,
en
op
welke
plek
in
de
tuin het ’t best gedijde. Een man met groene vingers en tonnen zelfvertrouwen.
Maar op een dag heeft hij toch eens flink z’n peren gezien.
Hugo
Cools
,
een
man
met
gevoel
voor
humor,
besloot
samen
met
een
buur
van
Pierre
om
hem
eens
goed
te
foppen.
Hugo
stak
een
paar
Tic
Tac-muntjes
in
een
zakje
en
hield
ze
Pierre
voor.
"Kijk,"
zei hij serieus,
"dat zijn
Chinese bonen
. Ideaal om nu te planten, beste vriend."
Pierre keek, snoof, en knikte ernstig. Hij had het gesnapt — dacht hij.
Even
later
kreeg
hij
van
diezelfde
buur
een
zakje
‘Chinese
bonen’,
zogezegd.
Ondertussen
was
de
buur
al
echte
bonen
aan
het
planten,
maar
Pierre
stak
netjes
zijn
Tic
Tacs
in
de
grond.
Weken
gingen
voorbij…
maar
geen
sprietje
te
zien
in
Pierres
tuin.
Terwijl
bij
de
buur
de
eerste
boontjes al boven de aarde piepten.
"Wat scheelt er, Pierre?"
vroeg die met een stalen gezicht.
Pierre zuchtte, schudde het hoofd en sakkerde:
"Ik versta er niks van… Dat kan toch niet?"
De
buur
stelde
hem
gerust:
"Wacht,
ik
heb
nog
wat
reserves
staan."
En
jawel,
Pierre
ging
opnieuw planten — alweer met Tic Tacs.
En opnieuw… niets.
Pas
weken
later
hebben
ze
hem
de
waarheid
verteld.
De
grap
was
gelukt
—
Pierre
was
er
schoon
ingetrapt.
Hij
kon
er
achteraf
gelukkig
hartelijk
om
lachen, maar ze zouden hem geen tweede keer liggen hebben. Toch was het een gouden vondst van een practical joke.
En zo waren we in Hingene weer een anekdote rijker. Eentje die nog jaren met veel plezier werd naverteld aan de toog.
Bron: Fons Desmedt
Pastoor Meeûs
In 1964 kreeg de
Sint-Stefanusparochie
van Hingene een nieuwe pastoor:
Jan Van Kerckhoven
.
Dat
nieuws
bleef
natuurlijk
niet
onopgemerkt
aan
de
overkant
van
de
grens,
bij
de
parochianen
van
Sint-Margaretha
in
Wintam
.
Daar
vroegen
ze
zich
af
of
die
nieuweling
de
mis
ook
zo
lang
kon
rekken
en
preken
met
de
eindeloosheid
van
‘
den
witte
pastoor
’
.
Uit
pure
nieuwsgierigheid
trokken sommigen dus op zondag richting Hingene om het zelf eens mee te maken.
Maar... dat was buiten
pastoor Meeûs
gerekend. Die liet dat niet zomaar gebeuren.
Bij de eerstvolgende processie zou hij wel eens duidelijk maken tot waar zijn parochie reikte — tot op de meter, als het moest!
Hij
gaf
de
misdienaars,
met
kruis
en
kandelaars
voorop,
de
strikte
opdracht
om
de
processie
over
de
Koningin
Astridlaan
te
leiden
tot
juist
aan
de
Pieter
Coomansstraat
:
het
uiterste
puntje
van
de
parochiegrens.
Daar
maakte
het
hele
gezelschap
een
scherpe
draai,
alsof
ze
van
een
onzichtbare muur
terugkaatsten, en keerden netjes terug richting Wintam.
Of
de
‘overlopers’
van
Wintam
daar
wakker
van
gelegen
hebben?
Ik
durf
het
te
betwijfelen.
Misschien
zaten
ze
op
dat
moment
gewoon
weer
braaf
in
de
kerk
van
Sint-Stefanus.
En
wie,
denkt
ge,
droeg
toen
het
kruis
voorop,
trouw
aan
het
bevel
van
pastoor
Meeûs?
Jawel
—
deze
nederige
verteller, uw anekdotenschrijver: Jan Van Stichel.
Bron: Jan Van Stichel
Zuster Berengaria
Iedereen
in
Eikevliet
die
al
wat
jaren
op
de
teller
heeft,
herinnert
zich
haar
nog:
zuster
Berengaria
.
Al
noemden
wij
haar
allemaal
gewoon
zuster
Belgaria
— waarom precies, dat weet niemand nog, maar het klonk nu eenmaal zo.
Ze
was
een
klein,
toegewijd
nonneke,
oerdegelijk
en
vroom,
eentje
zoals
ge
ze
vandaag
bijna
niet
meer
tegenkomt.
Wat
zij
allemaal
in
haar
eentje
klaarspeelde in dat kleuterklasje — daar zouden ze tegenwoordig een heel team juffen en kinderverzorgsters voor moeten inzetten.
Ze
leerde
ons
tellen,
simpele
woordjes
lezen,
optellen,
vergelijken…
allemaal
dingen
die
eigenlijk
pas
in
het
eerste
leerjaar
op
het
programma
stonden. Maar ja, zuster Belgaria vond dat wij dat ook al aankonden.
Het
schoolbord
stond
dus
bijna
elke
dag
vol
met
cijfers
en
woorden
—
ware
het
niet
dat
dat
eigenlijk
niet
mocht.
Want
als
de
inspectie
dat
zou
zien, dan hingen we eraan.
En jawel hoor, op een dag stormde
zuster Odilie
het lokaal binnen:
"Zuster, de inspecteur is onderweg!"
Zuster
Belgaria
greep
halsoverkop
naar
de
bordveger
en
begon
als
een
bezetene
alles
uit
te
wissen.
Net
op
tijd
—
op
twee
woordjes
na
—
stond
de
inspecteur daar al. Hij kwam controleren of de
44 kleuters
in haar klas wel goed verzorgd werden.
Heel
vriendelijk
en
beleefd
bleef
de
zuster
de
hele
tijd
met
haar
brede
gestalte
voor
het
bord
staan
—
mooi
die
laatste
twee
woordjes
aan
het
zicht
onttrekkend. De inspecteur had niks door. Met een zucht van opluchting zwaaiden we hem uit.
"Zuster, waarom hebt ge dat bord afgeveegd?"
vroeg plots een pienter bazeke.
"Omdat de inspecteur niet mocht weten dat we bijna zo slim zijn als hijzelf,"
antwoordde ze met een knipoog.
"En als hij het wél had gezien… mocht ge dan geen nonneke meer zijn?"
vroeg het kind.
Zuster Belgaria lachte, en wij met haar. Want zo’n dagen — die vergeet ge niet gauw.
Bron: Jan Van Stichel
Elf apostelen
Dat
zuster Belgaria
ons verder liet tellen dan tot tien, dat bewijst het volgende verhaal.
Op een dag vertelde ze in haar
kleuterklas
over
Jezus en zijn twaalf apostelen
. Een klassieker.
En zoals dat dan ging, mochten we daarna zelf aan de slag met onze verbeelding.
Tekenen dus. Jezus met zijn twaalf apostelen. Allemaal met ons lei en een krijtje.
En
ik,
Jan
Van
Stichel
,
had
het
geluk
dat
ik
altijd
de
kleinste
restjes
krijt
kreeg
—
ge
weet
wel,
die
te
kort
waren
om
nog
mee
op
het
bord
te
schrijven, maar ideaal voor een tekenaar met ambitie.
Zuster Belgaria kwam vol verwachting kijken naar het resultaat van onze
creatieve uitspatting
.
Toen ze bij mij kwam, was ze zichtbaar onder de indruk.
Ze prees mijn tekenkunsten, die blijkbaar het
bijbelverhaal
op haast sacrale wijze tot leven brachten. Maar plots fronste ze haar voorhoofd.
Ze begon te tellen:
"Eén, twee, drie... elf."
En dan volgde het oordeel:
"Janneke,"
zei ze streng maar zacht,
"ge hebt er maar elf getekend. En ik heb toch verteld dat Jezus twaalf apostelen had?"
Ik keek naar mijn lei, naar mijn krijtjes, en voelde dat ik ergens een
man vergeten
was.
Maar ja, als kleuter zit ge nog laag bij de grond en kunt ge rap iets verzinnen om recht te krabbelen.
"Zuster,"
zei ik zonder verpinken,
"de twaalfde, dat was
Judas
. En die is zich juist gaan ophangen."
Ze
heeft
me
toen
wel
héél
lang
aangekeken…
maar
ik
denk
dat
ik
er
toen
in
geslaagd
ben
haar
tegelijk
te
doen
glimlachen
én
even
sprakeloos
te
maken. Zo’n moment vergeet ge niet. En zij, vermoed ik, ook niet.
Bron: Jan Van Stichel
Bruidsparen vergeten
Op
vrijdag
24
mei
—
al
was
het
jaartal
een
beetje
in
de
mist
verdwenen
—
zouden
op
het
gemeentehuis
van
Hingene
twee
huwelijken
plaatsvinden.
Het
was
precies
9u30
toen
een
hele
stoet
wagens
met
de
bruidsparen
Albert
Pauwel
-
Maria
Marnef
en
Frans
Wuyts
-
Carola
Van
der Veken
arriveerde.
Maar helaas,
schepen
Gerard Verhavert
was ziek, dus zou
burgemeester
Jos Bogaerts
de huwelijken leiden.
Het
uur
tikte
voort,
en
om
kwart
voor
tien
was
de
burgemeester
nog
steeds
niet
op
komen
dagen.
Tegen
10
uur
stonden
zowel
de
pastoor
van
Hingene-centrum
als
die
van
Sint-Margareta
uit
Wintam
nog
steeds
netjes
te
wachten
op
de
bruidsparen.
Wat
nu?
Er
werd
snel
ingegrepen
en
schepen
Jozef Tronckoe
werd geprompt om de huwelijken te voltrekken.
Precies
om
10u18
was
het
eerste
stel
dan
eindelijk
wettelijk
getrouwd
.
En
een
paar
minuten
later,
hetzelfde
voor
het
tweede
paar.
Want
ja,
de
burgemeester was de twee huwelijken gewoon helemaal vergeten!
Gelukkig konden de twee bruidsparen, na een korte paniek, er zelf hartelijk om lachen. Eind goed, al goed.
Bron: JuD (Oud-Eikevlietenaren)
Slijk tot achter zijn oren
Wij
woonden
allebei
in
de
‘
Slijkhoek
’
—
mijn
vriendje
Jos
achter
den
dijk
en
ik
net
ervoor.
We
waren
allebei
drie
jaar
oud.
Elke
dag
kwam
hij
me
roepen
om
samen
naar
de
bewaarschool
te
gaan,
naar
onze
geliefde
Zuster
Berengaria.
Vaak
stond
ik
al
aan
de
poort
van
"d'Hoef"
te
wachten,
soms
met
tante
Wis
(de
Neulle)
.
En
stipt
op
tijd,
zoals
altijd,
was
Jos
daar
dan,
netjes
verzorgd,
met
zijn
voorschootje
keurig
gestreken
en
klompjes
aan de voeten.
Maar
op
een
warme
junimorgen,
na
een
korte
maar
hevige
onweersbui
,
was
ik
wel
heel
verbaasd
toen
ik
Jos
zag
aankomen.
Van
kop
tot
teen
zat
hij
onder
de
modder
—
een
echte
"
klodderhond
"
!
Zelfs
de
kleur
van
zijn
schortje
was
niet
meer
te
herkennen.
Jos
had,
zoals
een
echte
Vlietzoon
,
in alle plassen gesprongen, en hij straalde van geluk.
Maar
de
reactie
van
tante
Wis
was
heel
wat
minder
enthousiast.
Ze
greep
hem
bij
de
hand,
mompelde
een
paar
onbegrijpelijke
woorden,
en
bracht
hem
resoluut
terug
naar
huis.
Die
dag
ben
ik
alleen
naar
school
gegaan.
Maar
voor
tante
Wis
was
er
een
nieuwe
taak
bij:
elke
ochtend
stond
ze
vol
spanning naar
‘
den april
’
te kijken, mompelend:
"Da! Hoe zal hij er vandaag vanachter komen?"
Bron: JuD (Oud-Eikevlietenaren)
De storm van 1976 en de koppige kunstenaar
Op
zaterdag
3
januari
1976
raasde
een
Noordwesterstorm
over
België,
en
het
was
springtij.
In
Ruisbroek
begaf
de
dijk
van
de
Vliet
het,
en
voor
je
het
wist,
stond
het
dorp
tot
aan
de
lippen
in
het
wassende
water.
In
Hingene
dreigde
hetzelfde,
maar
gelukkig
hadden
de
mensen
hun
lesje
geleerd
van
de
overstroming
in
1953
.
Iedereen
snelde
naar
de
Tedescodijk
om
te
helpen
bij
het
dichten
van
de
dijkbreuk
.
Maar
er
was
één
probleem: ze moesten naar het terrein van
de Notelaer
komen, het jachtpaviljoen waar de
kunstenaar
Vic Gentils
toen woonde.
En
wat
deed
Gentils?
Die
sloot
de
poort!
De
Hingenaars
kwamen
van
alle
hoeken
van
de
gemeente
aanstormen,
klaar
om
te
helpen.
De
mannen
vulden
zandzakken,
de
vrouwen
hadden
al
hun
huisraad
naar
hogere
verdiepingen
gesleept,
en
ondertussen
stond
er
een
woordenstrijd
tussen
de
dorpsbewoners en de kunstenaar aan de poort. Vic stuurde zelfs zijn honden op de mensen af!
Maar
toen
kwam
er
een
man
uit
Wintam
met
zijn
camionette.
Hij
had
geen
zin
meer
in
praten,
en
als
je
echt
een
dijkbreuk
wilt
dichten,
heb
je
geen
tijd
voor
zulke
onzin.
Dus
stapte
hij
achter
het
stuur
van
de
camionette,
gaf
gas
en
ramde
de
poort
met
één
krachtige
klap
open
!
Gentils
en
zijn honden konden nog net opzij springen.
De
poort
was
open,
en
de
Hingenaars
konden
eindelijk
aan
de
slag.
De
bres
werd
gedicht,
en
Hingene
was
gered
van
een
ramp,
terwijl
Ruisbroek
al
in
het
water
stond.
Waarom
Vic
Gentils
zich
die
dag
zo
eigenzinnig
gedroeg,
bleef
een
mysterie
voor
iedereen.
Wat
wel
duidelijk
was,
is
dat
hij
nadien geen populaire man was in Hingene en Wintam. Hij had bijna het hele dorp onder water gezet door zijn koppigheid.
In
1983
vertrok Vic Gentils uit de gemeente… en dat was voor de inwoners een gigantische opluchting.
‘Den Dieman’ – De legende van Hingene
Wie
was
‘
Den
Dieman
’
,
die
man
die
door
iedereen
in
Hingene
werd
gekend
en
geroemd
om
zijn
unieke
persoonlijkheid?
Hij
was
de
man
die
zijn
brood
verdiende
met
het
hakken
van
bomen
in
de
polder
en
langs
de
Scheldedijken.
Het
was
zwaar
werk,
van
vroeg
in
de
ochtend
tot
ver
in
de
avond,
ploeterend
in
de
drassige
kleigronden
van
Hingene.
Zijn
benen,
ietwat
krom
door
het
harde
werk,
waren
altijd
bedekt
met
lange
rubberen
laarzen – zijn persoonlijke “uniform”. Als werknemer van
“
den Duc
”
was hij altijd goed gehumeurd en tevreden met zijn zware levensstijl.
Na
een
dag
hard
werken,
kwam
hij
altijd
voorbij
de
vele
kroegen
van
Hingene-dorp
–
het
centrum,
zoals
ze
dat
toen
noemden.
Steeds
weer
riepen
de
mensen
hem
naar
binnen
voor
een
frisse
pint
,
die
al
snel
gevolgd
werd
door
een
andere,
en
nog
één.
Zo
vertrok
hij
uiteindelijk,
met
een
buik
vol,
zingend
naar
huis
.
Maar
naar
huis
gaan
met
een
goed
glas
op
was
niet
altijd
even
makkelijk.
Vele
malen
zocht
de
arme
man
in
het
vocht
wat
verlichting
van
zijn
zware
lot.
Zo
liep
hij
eens,
helemaal
“aangeschoten”
op
een
donkere
winteravond,
naast
zijn
fiets,
pratend
tegen
zichzelf
als
iemand
die
zijn
verhaal
aan
een
luisteraar
vertelde.
Plots
stopte
hij,
zette
zijn
fiets
tegen
een
gevel
en
zei
ernstig:
“Hier,
François,
hier
sta
je
dan,
en
hier komt den Dieman ’s morgen om zeven uur je weer ophalen. Is dat goed?”
En met die woorden strompelde hij verder naar huis, naar zijn vrouw.
Op
een
mooie
zomernacht
zat
‘
Den
Dieman
’
met
een
vriend
op
de
dorpel
van
de
voordeur
van
Mariette
Van
Laeken
,
te
praten
over
het
leven.
Waar
hij
ook
was,
altijd
had
hij
wijze
raad.
Zijn
vriend
vertelde:
“Ik
zie
haar
wel
zitten,
maar
ik
ga
haar
nooit
trouwen,
want
ik
weet
dat
ik
haar
ongelukkig
zou maken.”
Waarop
‘
Den Dieman
’
het nuchter zei:
“As ge ni moet trouwen, moet ge niet trouwen!”
In die paar woorden zat zoveel waarheid.
Op
een
dag
droeg
‘
Den
Dieman
’
,
samen
met
drie
andere
mannen,
de
heilige
Sint-Job
tijdens
de
processie.
Terwijl
hij
vooraan
liep,
zag
hij
een
muntstuk
op
de
grond
liggen.
Natuurlijk
bukte
hij
zich
om
het
op
te
rapen.
Maar
door
zijn
beweging
begon
ook
het
heilige
beeld
voorover
te
buigen. Met een grijns zei hij:
“Hela makker, ik ben u toch voor, hè?”
Tijdens
de
Tweede
Wereldoorlog
werd
‘
Den
Dieman
’
op
een
dag
naar
het
gemeentehuis
geroepen,
waar
burgemeester
Van
Kerckhoven
met
het
droeve
nieuws
op
hem
stond
te
wachten:
zijn
zoon
Hendrik
was
gesneuveld
aan
het
front
.
Dagenlang
liep
de
arme
vader
huilend
door
de
straten,
en
iedereen
wist
hoe
hij
leed
om
zijn
grote
held,
zijn
zoon,
die
hij
nooit
meer
zou
zien.
Als
dat
nog
niet
genoeg
was,
verongelukte
vlak
na
de
oorlog ook de man van zijn jongste dochter, een
beroepsmilitair
bij de ontmijningsdienst. Zijn naam was
Frans
.
‘
Den
Dieman
’
was
ook
de
belleman
van
Hingene
–
de
omroeper
van
het
dorp.
Hij
bracht
het
nieuws
van
de
gemeente
naar
de
inwoners
van
Hingene,
Wintam
en
Eikevliet.
De
burgemeester
of
de
gemeentesecretaris
las
de
meldingen
voor
en
‘
Den
Dieman
’
nam
het
document
mee
op
zijn
ronde.
Als
hij
het
openrolde
en
zijn
stem
luidde,
konden
de
omstanders
soms
zien
dat
hij
zijn
blad
ondersteboven
hield.
Omdat
hij
niet
zo
goed
kon
lezen,
gebeurde
het
wel
eens
dat
hij
de
tekst
verkeerd
voorlas.
Maar
dat
hield
hem
niet
tegen!
Hij
gaf
er
altijd
zijn
eigen
draai
aan,
zoals
die keer dat hij riep:
“Alle vrouwen die zo zijn, krijgen dobbel zegels!”
De
mensen
in
het
Sas
van
Wintam
kregen
altijd
als
laatste
het
nieuws
te
horen.
Dat
werd
opgelost
toen
‘Den
Dieman’
twee
gratis
pinten
kreeg
in
Café Het Sas
. Vanaf toen begon hij zijn rondes vanaf die uithoek.
Wat
kan
ik
nog
zeggen
over
‘
Den
Dieman
’
?
Hij
was
een
man
die
van
het
leven
hield.
Hij
vertelde
moppen
aan
de
kinderen,
had
altijd
een
glimlach
en
zou
geen
kat
iets
in
de
weg
hebben
gelegd.
Hij
stamde
uit
een
gezin
van
14
kinderen,
had
een
engel
van
een
moeder,
en
hoewel
hij
graag
een
pintje dronk, was hij een doodbrave man. “Den Dieman” was een
legende
in Hingene.
Bron: Mariette Van Laeken
Guyke in zijn schoolkamp
Guyke
was
al
een
paar
dagen
niet
op
school
verschenen,
maar
zonder
doktersbriefje.
Dus
gaf
ik
een
jongen
uit
de
buurt
de
opdracht
om
even
bij
zijn
“
Grote
Moe
”
te
gaan
vragen
wat
er
aan
de
hand
was.
Al
snel
kreeg
ik
een
telefoontje
van
de
“Grote
Moe”,
die
me
vertelde
dat
Guyke
wel
degelijk
naar
school
was
geweest.
Ze
vroeg
me
om
haar
op
de
hoogte
te
brengen
van
zijn
onwettige
afwezigheid,
maar
daar
bleef
het
bij.
“Kom,
kom”
, zei ze met een glimlach,
“Hij maakt toch elke avond zijn huiswerk. Gisteren ook nog!”
De
volgende
dag
was
Guyke
echter
weer
niet
aanwezig.
Wederom
nam
ik
contact
op
met
de
“Grote
Moe”
en
vroeg
of
ze
de
volgende
dag
tijdens
de
speeltijd
even
wilde
komen
kijken.
Dan
zou
ik
haar
laten
zien
of
Guyke
er
wel
of
niet
was.
En
zoals
afgesproken,
stond
de
“Grote
Moe”
de
volgende
dag mij op te wachten aan de speelplaats, achter het hek. Samen konden we vaststellen dat ons kleine vriendje wederom
niet op school was
.
Wat
de
oorzaak
was,
vertelde
Guyke
de
dag
erna
zelf.
Het
bleek
dat
hij
niet
graag
naar
school
ging,
dus
ging
hij
maar
naar
het
park
om
samen
met
een
vriend
een
“
schoolkamp
”
op
te
zetten
onder
de
Rododendrons.
’s
Morgens
gingen
ze
er
samen
naartoe,
amuseerden
zich
kostelijk
en
vermaakten
zich
terwijl
de
andere
kinderen
in
de
schoolbanken
zaten.
’s
Avonds
deed
Guyke
dan
alsof
hij
zijn
huiswerk
maakte,
zodat
zijn
“Grote
Moe” tevreden was. Je moet het maar durven, nietwaar? (lacht)
Bron: Fons Desmedt
Het Park
Het
park
in
Hingene
was
dé
plek
voor
de
jongens
om
zich
te
vermaken.
Telkens
weer
kwam
het
gemeentebestuur
langs
om
te
waarschuwen:
“Jongens,
ga
niet
in
het
park,
want
de
boswachter
is
thuis
en
die
durft
te
schieten
(hoewel
altijd
in
de
lucht)!”
Maar
nauwelijks
waren
die
woorden
uitgesproken,
of
bij
het
openen
van
de
poort
van
de
jongensschool
,
stonden
er
al
een
paar
van
de
kornuiten
te
wuiven
aan
de
overkant
van
de wal
.
Bron: Fons Desmedt
Zaterdagschool
Vroeger
was
het
nog
een
volledige
schooldag
op
zaterdag
.
De
namiddag
werd
vaak
gevuld
met
een
bezoek
van
een
pater
uit
de
Congo
,
die
aan
de
hand
van
“lichtbeelden”
vertelde
over
de
kinderen
in
de
missie
.
Later,
rond
1960
,
werd
de
namiddag
afgeschaft
,
maar
de
voormiddag
bleef
bestaan.
Deze
tijd
werd
meestal
gebruikt
om
alles
nog
eens
door
te
nemen
van
wat
we
die
week
geleerd
hadden.
En
dus...
het
laatste
kwartier
mochten
de
jongens
soms
“
vogelpikken
”
.
En
zoals
het
altijd
gaat,
gebeurde
er
iets
op
zulke
momenten.
Tijdens
zo’n
“vogelpikmoment”
kwam
de
Inspecteur
binnen.
Hij
vroeg
aan
de
meester:
“Wat
zijn
jullie
nu
aan
het
doen?”
Een
jongen
die
niet
op
zijn
tong
gevallen
was,
antwoordde:
“Hoofdrekenen,
mijnheer!”
En
ze
gaven
meteen
het
voorbeeld,
terwijl
ze
hun
pijltjes
wierpen
en
de
grotere
getallen
telden:
“20...
60...
75...
100.”
Was
dat geen
hoofdrekenen
?
Bron: Fons Desmedt
De lange wandeling
Deze
schoolwandeling
begon
bij
de
gemeenteschool
in
Hingene
,
ging
via
de
‘Notelaerdreef’
naar
de
Scheldedijk
,
en
volgde
dan
stroomopwaarts
naar
de
“
Barcadère
”
,
waar
we
een
speeltijd
hadden
(spel:
verovering
van
de
dijk!)
.
Daarna
daalden
we
af
naar
de
Kragewiel
en
vervolgden
de
tocht
langs
de
Zijdeweg
,
verder
langs
“
de
Wiel
”
en
“
het
Heiken
”
terug
naar
de
school.
Deze
wandeling
werd
in
één
namiddag
gemaakt, met de nodige uitleg over alles wat te maken had met de
Schelde
en zijn dijk.
Bron: Fons Desmedt
Nieuwbouw in Wintam
Na
de
fusie
van
1977
met
Hingene
en
Eikevliet
werd
in
Wintam
al
geruime
tijd
gesproken
over
een
nieuwbouw,
maar
de
vooruitgang
bleef
uit.
En
toen…
Ik
merkte
op
dat
er
regelmatig
plafondtegels
in
de
refter
naar
beneden
vielen.
Deze
werden
dan
simpelweg
weer
aan
het
plafond
geplakt,
maar
dat
hielp
niet
veel,
want
na
een
paar
dagen
vielen
ze
weer
naar
beneden.
Ik
riep
de
plaatselijke
schrijnwerker
om
dit
te
inspecteren,
en
zijn
conclusie
was:
"Ja…
de
nokbalk
is
wat
weggezakt
en
die
moet
hersteld
worden.
Ofwel
leg
ik
een
metalen
band
rond
de
nokbalk,
ofwel
zet
ik
een
schoor
onder
de
balk,
maar
die
zal
dan
wel
zichtbaar
zijn
in
de
refter.
Wat
wordt
het?"
We
kozen
voor
de
schoor.
"Och,"
zei
de
schrijnwerker,
"die
kan
daar
duizend jaar onder staan zonder enige problemen."
De schoor werd geplaatst in de refter.
Rond
Kerstmis
kwamen
de
'
Zusters
van
Vorselaar
'
op
schoolbezoek.
Ze
bezochten
alle
klassen,
en
dus
ook
onze
beroemde
refter…
met
de
schoor!
De
kinderen
hadden
de
schoor
inmiddels
versierd
als
een
"
kerstboom
"
.
De
zuster
vroeg
meteen
wat
dat
voorstelde.
Wij
hadden
snel
ons
antwoord:
"Dat
is
onze
moderne
kerstboom,
zuster."
"Kom,
kom.
Waarvoor
dient
die
steun?"
vroeg
ze.
Ik
legde
uit
dat
de
nokbalk
gezakt
was
en
dat
de
schrijnwerker
als
oplossing
een
schoor
had
geplaatst
om
verdere
problemen
te
voorkomen.
Enkele
dagen
later
las
ik
in
de
krant
dat
ergens
in
West-Vlaanderen
een
dak
van
een
klas
was
ingestort
.
Nog
geen
week
na
de
kerstvakantie
kregen
we
een
brief
van
Vorselaar
waarin
stond
dat
de
school
volledig
zou
worden
afgebroken
en
er
een
nieuwe
school
gebouwd
zou
worden.
De
werken
aan
de
nieuwe
school
zouden
op
1
september
beginnen.
Architect
Leon Scholliers
kreeg de opdracht.
Er
was
echter
een
nieuw
probleem:
de
volledige
school
zou
worden
afgebroken
,
en
de
nieuwbouw
zou
pas
daarna
beginnen.
Gelukkig
bleef
het
klooster
gespaard
,
zodat
de
kleuters
onderdak
hadden.
Maar
waar
zouden
de
leerlingen
van
de
lagere
school
tijdens
het
schooljaar
terecht
kunnen?
In
de
vroegere
gemeenteschool
waren
slechts
vier
klassen,
waarvan
er
al
drie
in
gebruik
waren.
We
moesten
dus
op
zoek
naar
extra
lokalen
voor
de
leerlingen
van
Wintam,
wat
geen
gemakkelijke
taak
was,
aangezien
we
minstens
zes
lokalen
nodig
hadden.
Toen
kwam
de
nieuwe
eigenaar
van
de
vroegere
brouwerij
Muyshondt
…
"
de
Krak
"
,
met
een
oplossing.
Hij
zou
de
appartementen
(twee
per
verdieping)
volledig
afwerken,
en
in
de
woonkamer
van
deze
appartementen
konden
klaslokalen
worden
ingericht.
Zo
heeft
de
Wintamse
schoolafdeling
een
volledig
schooljaar in de
toren van de brouwerij
gezeten.
Bron: Fons Desmedt
Het Congolees van pastoor Van Ranst
Op
een
ochtend
stond
pastoor
Tony
Van
Ranst
in
Wintam
aan
mijn
bureau
en
vroeg
of
hij
even
met
het
6de
leerjaar
wilde
praten
over
de
Plechtige
Communie.
"Want,"
zei
hij,
"vorige
zaterdag
waren
er
veel
afwezigen
op
de
Catechese
in
de
kerk.
Ik
zal
het
hen
eens
goed
uitleggen!
Voetbal
gaat
niet
voor
Communie!"
En
daarmee
vertrok
hij
naar
de
klas.
Enige
tijd
later
kwam
hij
weer
voorbij
mijn
bureau,
groette
mij
kort
en
ging
weer
naar
buiten.
Tijdens
de
speeltijd
vroeg
ik
aan
de
meester
van
het
6de
leerjaar:
"En?
Wat
zei
meneer
pastoor?"
De
meester
antwoordde:
"Ik
weet
het
echt
niet.
Ik
heb
het
niet
kunnen
verstaan,
want
hij
sprak
Congolees
?!?"
Gelukkig
dacht
ik,
dat
was
snel
opgelost.
De
volgende
dag
kwam
pastoor
Tony
opnieuw voorbij, deed de deur van mijn bureau even open en zei:
"Ik zal het nu eens gaan vertalen, zie!
".
Bron: Fons Desmedt
Joke “de Derde Regel”
We
herinneren
ons
nog
haar
statige
gang,
haar
zilverwitte
haren
netjes
samengebonden
in
een
dotje,
en
haar
mond
altijd
klaar
voor
een
geestelijk
woord.
In
haar
kleding
was
ze
altijd
correct
en
ordelijk,
volgens
de
ouderwetse,
puriteinse
normen
van
langgerokt,
bescheiden
zwart.
Joke
was
iemand
die
we
pas
later
echt
waardeerden.
Na
jaren
als
pastoorsmeid
in
Ranst
was
ze
Eikevlietenares
geworden
en
woonde
ze
naast
onze
bewaarschool,
waar
ze
haar
beste
zorgen
schonk
aan
de
bejaarde
tante,
Kato
Pauwels
.
Wat
we
pas
later
ontdekten,
was
dat
Joke,
naast
haar
zogenaamde
overmatige
godsdienstpraktijken,
ook
muzikaal
talent
bezat,
wat
ze
goed
wist
te
benutten
op
het
harmonium
en
de
viool
.
Zo
stond
ze
altijd
klaar
voor
de
kleine
dorpsgemeenschap
rond
school
en
kerk,
en
is
ze
blijvend
in
onze
herinneringen
als
een
symbool
van
het
bewaarschoolpatrimonium
.
Bron: Broeder Jozef Talboom
De bewaarschool in Eikevliet
Om
de
peuters
in
Eikevliet
te
leren
omgaan
met
orde
en
discipline,
gebruikte
zuster
Belgaria
een
houten
klak-doosje
.
Wanneer
het
met
een
knap
dichtklapte,
maakte
het
een
duidelijk
“klak-klak”-geluid,
wat
het
signaal
was
om
aandachtig
te
zijn,
netjes
in
de
rij
te
staan
of
mooi
stil
te
zitten.
We
leerden
er
matjes
vlechten,
knutselen
met
stroken
kleurband
en
kartonnen
vlakjes
ordenen
volgens
een
voorbeeldtekening.
En
wat
de
moderne
onderwijsmethoden
vandaag
niet
altijd
bereiken:
wij
konden
al
lezen
toen
we
de
bewaarschool
verlieten.
We
herinneren
ons
nog
duidelijk
hoe
onze
naam
in
sierlijk
schrift
op
onze
bank
stond
geschreven,
en
hoe
trots
we
waren dat we hem zelf konden lezen.
Dit
was
grotendeels
te
danken
aan
de
vooruitstrevende
leesmethode
van
inspecteur
Frans
Hammenecker
,
maar
ook
aan
de
toewijding
van
onze
onvervangbare
leermeesteres.
In
de
namiddag
was
het
tijd
voor
een
dutje,
iets
wat
niet
elk
kind
zomaar
kon.
Wie
de
rust
verstoorde,
kreeg
een
soort
schort
over
het
hoofd.
Dat
werkte
verbazend goed: zelfs de grootste wiebelkont dommelde dan zachtjes in.
Toch
bleef
er
één
hardnekkig
probleem
bestaan:
de
luizenplaag
.
Ondanks
de
grondige
reiniging
door
zowel
ouders
als
schoolpersoneel,
bleven
de
beestjes
koppig
terugkomen.
Thuis
werd
er
hevig
gekamd
met
de
fijne
kam
en
gewassen
met
bruine
zeep,
tot
de
laatste
luis
verdwenen
was.
Maar
de
volgende
dag
zaten
de
kinderen
alweer
met
een
vers
regiment
kriebelbeestjes
in
het
haar.
Wij
vonden
het
zelfs
een
beetje
grappig
om
de
kleine
diertjes
te
zien
bewegen
in
de
gleuf
van
onze
bank,
of
ze
met
onze
griffel
te
laten
duiken
als piepkleine zwemmertjes.
Toen
kwamen
er
drastischere
middelen:
een
melig
bruin
poeder
genaamd
Milanaise
werd
op
de
markt
gebracht
en
rijkelijk
verspreid
over
alle
“
luizenkoppen
”
.
We
waren
gefascineerd
door
de
kleurrijke
reclameprentjes
met
de
slogan:
"Niets
ontsnapt
aan
de
Milanaise!"
En
zo
paradeerden
we, trots met onze met poeder bestoven haren en de prentjes in onze hand, als levende ambassadeurs van dit wondermiddel.
Bron: Broeder Jozef Talboom
Heb je nog anekdotes die je met ons wil delen?
Contacteer ons dan via
contact@ordevanhingene.be
, en wij zorgen ervoor dat jouw verhaal op deze pagina wordt opgenomen.