Pol Le Roy (°1905-†1983)
Poëzie, Esoterisme en Ideologie: Het Leven en Werk van Pol Le Roy
"
Eén
van
de
grootste,
zo
niet
dé
grootste
dichter
in
ons
taalgebied.
"
Zo
omschreef
de
bekende
literatuurkenner
pater
Janssens
de
eigenzinnige
dichter
Pol
Le
Roy.
Sinds
zijn
overlijden
in
1983
is
het
echter
stil
geworden
rond deze
gepassioneerde dichter
, die ondanks de keuzes in zijn bewogen leven meer erkenning verdient.
Jeugd en Invloed van de Schelde
Leopold
“Pol”
Jozef
Maria
Le
Roy
werd
op
1
maart
1905
geboren
in
Hingene
,
dichtbij
het
domein
van
de
graven
d'Ursel
en
op
een
steenworp
afstand
van
de
Schelde
,
die
een
blijvende
inspiratiebron
voor
hem
werd.
Op
driejarige
leeftijd
verloor
hij
zijn
moeder
(
Maria
Cesarina
Stephania
Mees
°1876-†1908),
waarna
zijn
tante
(
Maria
Francisca
Mees
°1861-†1927)
en
vader
(
Joannes
Franciscus
Leroy
°1870-†1937),
die
hertrouwde,
hem
opvoedden
met
een
strenge
religieuze
achtergrond.
Zijn
jeugd
bracht
hij
door
langs
de
oevers
van
de
Schelde
,
bij
het
kasteel
en
op
het
platteland
van
Klein-Brabant
.
Deze
omgeving,
vol
met
wind,
kouters
en
zelfgemaakte
vliegers,
vormde
zijn
vroege
beleving
van
de
wereld.
In
1914
vluchtte
zijn
familie voor het
oorlogsgeweld
van de Duitsers, wat zijn idyllische jeugd tijdelijk onderbrak.
Le
Roy
was
een
dromerige
en
vaak
eenzame
jongen
met
een
neiging
tot
melancholie.
"
Op
momenten
van
overspoelende
en
onverklaarbare
vreugde
of
kwellend
geluk
zag
ik
me
steeds
schommelen
tussen
de
sterren
en
toch hoogtevrees
" schreef hij later.
Kleinseminarie Mechelen en Eerste Activisme
In
1919
stopte
Le
Roy
met
de
middelbare
school
in
Bornem
en
begon
hij
aan
het
Kleinseminarie
in
Mechelen
(1919-1925).
Als
kwetsbare,
wat
asociale
jongeman
ontwikkelde
hij
een
diepe
verachting
voor
wat
hij
“
de
valse
waarden
van
de
bourgeoisie
”
noemde.
Zijn
politieke
bewustzijn
en
zijn
redenaarstalent
zorgden
ervoor
dat
hij
snel
een
opvallende
figuur
werd.
In
1924
organiseerde
hij
een
inzameling
voor
Berten
Vallaeys
(°1898-†1975),
een
student
die
in
Leuven
door
een
Waalse
student
was
neergeschoten.
Dit
initiatief
leidde
tot
zijn
tijdelijke
schorsing
,
maar
een
leerkracht
wist te voorkomen dat hij het
seminarie
definitief moest verlaten.
Le
Roy
liet
zich
niet
afschrikken
en
verzette
zich
opnieuw
tijdens
de
prijsuitreiking
voor
retoricastudenten
in
aanwezigheid
van
kardinaal
Désiré
Félicien
François
Joseph
Mercier
(°1851-†1926),
die
bekendstond
om
zijn
anti-Vlaamse
houding
.
"T
ijdens
de
Brabançonne
bleef
ik
op
mijn
plaats zitten, vlak voor de rood aanlopende tronie van de Waalse aartsbisschop
" herinnerde hij zich later.
Poëzie en Literaire Inspiraties
In
deze
periode
raakte
hij
in
de
ban
van
poëzie
en
las
hij
verboden
werken
als
Baudelaire's
Les
Fleurs
du
Mal
en
Wies
Moens
’
Opgangen
.
Ook
Van
Ostaijens
Bezette
Stad
had
een
diepe
invloed.
“
Hun
moderne
geest
en
beelden
en
de
breuk
met
het
verkalkte
academische
stramien
overweldigden
mij
” schreef hij. In
1922-1923
ontdekte hij
Rimbauds
Les Illuminations
, een ervaring die hij omschreef als "
een magische ontdekking
".
Le
Roy
was
een
man
die
bleef
zoeken
naar
religieuze
betekenis,
een
zoektocht
die
hem
tot
de
rand
van
de
waanzin
en
zelfmoord
bracht.
Mede
dankzij
de
steun
van
zijn
prefect
,
graaf
Philippe
de
Ribaucourt
vond
hij
enige
balans
en
evolueerde
zijn
visie
richting
het
esoterische,
waarbij
de
vrouw een sleutelrol ging spelen als symbool voor spirituele eenheid.
toen mij geen naam of jaar meer droeg
en toch ik zwierf op zeer reële Scheldedijken
toen mij geen woord meer bleef
maar alle woorden dansten door mij heen
met gensters van een magisch vuur
en bloemen vonden in mijn roep
hun nest toen zonder zin mij grond of grens was
werd ik van ster tot ster en in de weegbree hier
en in de reiger aan de waterkant mijn aandacht
mijn bevruchtend woord...
dit was mijn eerste stap
in uw vergeestelijkte delta poëzie
Studies en Politieke Betrokkenheid in Leuven
Na
het
Kleinseminarie
overwoog
Le
Roy
rechten
of
Germaanse
filologie
,
maar
uiteindelijk
koos
hij
voor
Handels-
en
Consulaire
Wetenschappen
aan
de
Franstalige
Katholieke
Universiteit
van
Leuven
(1925-1927).
Hij
was
er
actief
in
de
studentenclub
‘
Rupelgalm
’
en
bekleedde
diverse
bestuursfuncties.
Zijn
tweede
jaar
in
Leuven
bracht
gezondheidsproblemen
en
intensief
activisme
met
zich
mee,
waardoor
hij
zijn
examens
niet
haalde.
Hij
schreef
zich
vervolgens
in
als
vrij
student
in
de
politieke
en
sociale
wetenschappen
en
voorzag
in
zijn
onderhoud
door
Latijn
te onderwijzen aan novicen van de
Paters Conventuelen
.
Vroege Dichtbundels en Poëtische Experimenteerdrang
In
1928
keerde
Le
Roy
terug
naar
Hingene
,
waar
hij
als
boekhouder
werkte
en
zich
engageerde
in
de
Vlaamse
beweging
.
Samen
met
Ward
Hermans
richtte
hij
verschillende
Vlaamse
Nationale
Wachteenheden
op.
Op
literair
vlak
stond
hij
sterk
onder
invloed
van
Van
Ostaijen
en
Wies
Moens.
Zijn
eerste
bundel
De
Zaalge
Roede
verscheen
in
1928
en
kende
populariteit
onder
studenten
vanwege
de
gewaagde
titel
en
de
religieuze
en
expressionistische
thematiek.
Hoewel
hij
het
werk
later
als
een
jeugdzonde
afdeed,
was
het
indertijd
een
betekenisvolle
oproep
tot
spirituele
reflectie.
Le
Roy
experimenteerde
met
surrealisme
en
expressionisme
en
probeerde
een
balans
te
vinden
tussen
vernieuwende
vormen
en
klassieke
structuren.
Hij
zocht
naar
een
synthese
die
zijn
literaire
ambitie
weerspiegelde,
terwijl
hij
trouw
bleef
aan
zijn
oprechte
behoefte
om
door
middel
van poëzie de menselijke en goddelijke natuur te verkennen.
In het Spoor van Joris Van Severen
Pol
Le
Roy
bleef
politiek
zeer
betrokken
en
ging
in
1930
aan
de
slag
als
gewestsecretaris
van
het
arrondissement
Oudenaarde-Ronse
voor
het
‘
Vlaamsch
Nationaal
Vakverbond
’
.
Dit
vakverbond
,
met
aanzienlijke
aanhang
in
West-Vlaanderen
en
de
regio's
Aalst
en
Oudenaarde
,
was
de
erfgenaam
van
de
vroegere
Daensistische
Syndicaten
.
Le
Roy
deed
er
administratief
werk
en
schreef
voor
‘
De
Vlaamsche
Syndikalist
’
,
waar
hij
onder
andere
de
buitenlandrubriek
verzorgde.
Eind
1930
werkte
hij
een
tijd
samen
met
Hector
Plancquaert
(°1863-†1953),
de
vroegere
leider
van
de
Daensisten
.
Plancquaert
wilde
de
Daensistische
en
Vlaams-nationalistische
groepen
in
Oost-Vlaanderen
bundelen
in
een
gouwraad
,
maar
Le
Roy
en
Plancquaert
kwamen
al
snel
in
conflict.
In
juli
1931
richtte
Le
Roy
in
Oudenaarde
nog
het
‘
Vlaamsch
Nationaal
Verweer
’
op,
maar hij sloot zich kort daarna aan bij het
‘
Verdinaso
’
.
Aansluiting bij Verdinaso
Hoe
Le
Roy
precies
in
contact
kwam
met
Joris
Van
Severen
(°1894-
†1940),
is
niet
geheel
duidelijk.
Mogelijk
ontstond
het
contact
via
het
vakverbond
,
dat
in
West-Vlaanderen
onder
Juul
De
Clercq
(°1897-
†1955)
sterk
onder
Van
Severens
invloed
stond.
Hoe
dan
ook,
in
het
najaar
van
1931
stapte
hij,
tegen
de
zin
van
Ernest
van
den
Berghe
(°1897-†1995),
over
naar
het
net
opgerichte
‘
Verbond
van
Dietsche
Nationaal-Solidaristen
’
(
Verdinaso
)
en
het
‘
Verbond
van
Nationale
Arbeiders
Syndicaten
’
(
NAS
).
NAS
,
voortgekomen
uit
het
West-Vlaamse
vakverbond,
moest
de
basis
vormen
voor
toekomstige
Dinaso
-corporaties
en
telde
toen
ongeveer
3000
leden,
wat
het
Verdinaso
een belangrijke aanhang opleverde.
Le
Roy
vestigde
zich
voor
zijn
Verdinaso
-activiteiten
in
Izegem
,
het
centrum
van
de
Dinaso
-beweging
in
West-Vlaanderen,
en
later
in
Gent
.
Hij
werd
verbondssecretaris
van
NAS
en
sloot
zich
tijdelijk
symbolisch
aan
bij
de
Dinaso
-militie
.
Hij
bracht
het
gratis
propagandablad
‘
De
Aanval
’
uit
en
nam
deel
aan
gewelddadige
confrontaties
,
zoals
op
de
Veemarkt
in
Mechelen
,
en
verving
soms
Wies
Moens
(°1898-†1982)
als
spreker
.
Hij
sprak
ook
op
de
gebiedsdag
van
Verdinaso-Nederland
in
1936
,
hoewel
hij
onder
een
schuilnaam
moest
optreden,
omdat
hij
samen
met
Van
Severen
en
Thiers
de
toegang
tot
Nederland was ontzegd.
Internationale Invloeden en Ideologische Ontwikkelingen
Le
Roy
volgde
nauwgezet
wat
er
in
Duitsland
gebeurde
en
reisde
in
1933
en
1934
naar
de
partijdagen
in
Neurenberg
.
Hoewel
er
aanvankelijk
enthousiasme
was
voor
het
nationaalsocialisme
,
distantieerde
het
Verdinaso
zich
al
snel
en
legde
vanaf
1934
de
nadruk
op
een
autonome
,
Nederlandse
koers.
Ondertussen
las
Le
Roy
auteurs
als
Céline
,
Chateaubriand
,
Sorel
en
Maurras
,
en
beschouwde
hij
Van
Severen
,
naast
de
traditionalist
Guénon
, als een van zijn
spirituele leiders
.
Overheidsingrijpen en de Oprichting van VDC
De
groei
van
het
Verdinaso
wekte
wrevel
bij
de
overheid.
In
1933
werd
propaganda
in
uniform
verboden
en
ambtenaren
mochten
geen
lid
zijn
van
het
Verdinaso
.
Het
meest
ingrijpende
verbod
kwam
eind
1933
,
toen
minister
Philip
van
Isacker
(°1884-†1951)
de
werklozenkassen
van
NAS
ontbond,
wat
het
einde
betekende
van
de
Nationale
Arbeiders
Syndicaten
.
Dit
leidde
tot
de
oprichting
van
het
‘
Verbond
van
Dinasocorporaties
’
(
VDC
) in augustus
1934
.
Pol
Le
Roy
werd
verbondsleider
van
het
VDC
en
speelde
een
belangrijke
rol
in
het
Verdinaso
.
Vanaf
1935
gaf
hij
het
VDC-blad
‘
Orde
’
uit,
eerst
als
maandblad,
later
als
weekblad-bijlage
bij
Hier
Dinaso!
,
om
uiteindelijk
vervangen
te
worden
door
het
‘
VDC-blad
’
.
Naast
beroepsgerelateerde
onderwerpen
bracht
het
blad
ook
de
ideeën
van
Franse
sociale
denkers
als
René
La
Tour
du
Pin
en
Frédéric
Le
Play
,
evenals
invloeden
van
Georges
Sorel
en
Charles
Maurras
.
Le
Roy
schreef
tevens
brochures
voor
het
Verdinaso
,
waaronder
Wat
is
en
wil
het
Verdinaso
(
1932
),
een
kennismakingsbrochure,
Alarm
over
het
land
(
1936
),
Orde
in
België
(
1937
),
en
Le
Verdinaso
et
le
Problème
de
l'Ordre
corporatif
(
1938
).
Daarnaast
bleef
hij
bijdragen
leveren
voor
Hier
Dinaso!
en
vertegenwoordigde
hij
het
Verdinaso
in
het
jongerencomité
van
de
‘
Kommissie
voor
Staatshervorming
’
.
Latere Jaren en Persoonlijk Leed
In
1939
werd
Le
Roy
hoofdredacteur
van
Hier
Dinaso!
en,
na
Juul
De
Clercq
,
de
propagandaleider
van
het
Verdinaso
.
Tijdens
Van
Severens
ziekte in datzelfde jaar werd hij diens gevolmachtigde.
In
1938
overleed
zijn
vader
en
in
mei
1939
verloor
hij
zijn
jonge
vrouw
Laura-Emma
Ponet
(°1909-†1939),
wat
hem
diep
raakte.
Le
Roy
bleef
achter
met
twee
jonge
kinderen
en
worstelde
met
schuldgevoelens
over
de
vele
uren
die
hij
aan
werk
en
poëzie
besteedde.
Deze
traumatische
ervaringen leidden tot zwaarmoedige poëzie, hoewel hij in gezelschap zijn optimistische, humoristische kant bleef tonen.
Belijdenis
Wij hadden saam het leven liefde stilten lief,
de sterren en de late branden
wij hadden saam de nachten lief
de winters lief, de sneeuwen lichtwaranden
wij hadden saam de doden lief
ons liefde lief, de haat, de smart, de schande
wij hadden saam elkander lief...
Laat mij 't gestorven lied van ons gebonden handen.
En toen was er de oorlog...
Pol
Le
Roy
was
een
controversieel
figuur
in
Vlaanderen
,
en
hoewel
zijn
politieke
engagement
en
nationaalsocialistische
betrokkenheid
centraal
stonden,
waren
zijn
connecties
met
literatuur
en
avant-garde
kunst
opmerkelijk.
De
affiniteit
met
Joris
Van
Severen
,
bijvoorbeeld,
was
niet
alleen
politiek,
maar
ook
esthetisch:
beiden
koesterden
een
diepe
bewondering
voor
Baudelaire
en
Rimbaud
.
Van
Severen
volgde
zelfs
het
dadaïsme
en
omringde
zich
met
surrealistische
werken
van
vrienden
zoals
Felix
Labisse
(°1905-†1982),
wat
hem
en
Le
Roy
verbond.
Toch
vond
Le
Roy
, die van mening was dat
politiek
en
poëzie
moeilijk te verenigen zijn, weinig ruimte voor literatuur tijdens zijn politieke activiteiten.
De
oorlog
bracht
zowel
uitdagingen
als
grimmige
ervaringen
voor
Le
Roy
.
Hij
beschrijft
hoe
hij
Van
Severen
vlak
voor
diens
aanhouding
bezocht,
en
hoe
de
vriendschap
abrupt
eindigde
met
de
arrestatie
van
Van
Severen
,
die
Le
Roy
vervolgens
nooit
meer
zou
terugzien.
Kort
daarop
werd
Le
Roy
zelf
opgepakt
en
kwam
hij
via
een
moeizame
weg
terecht
in
het
Franse
St.
Cyprien
,
een
kamp
dat
hij
later
in
processen
als
getuige
beschreef.
Na
zijn
vrijlating
vond
hij
een
nieuwe
rol
binnen
het
Verdinaso
,
maar
zijn
focus
verschoof
naar
de
Diets-Germaanse
Rijksgedachte
.
Hij
geloofde
dat dit idee, een
Dietse Staat
onder
Duitse invloed
, een natuurlijke evolutie was van zijn vroegere idealen.
Aktief in de DeVlag
In
1941
versterkte
hij
de
band
met
de
‘
DeVlag
’
en
zette
zich
volledig
in
voor
de
organisatie,
waar
hij
snel
aanzien
kreeg
door
zijn
propagandawerk
.
Ondanks
spanningen
met
de
bezettingsautoriteiten
,
wist
hij
zijn
invloed
binnen
de
organisatie
uit
te
breiden,
onder
meer
via
publicaties
zoals
scholingsbrieven
waarin
hij
Van
Severens
gedachtegoed
uitdroeg.
Zijn
conflicten
met
voormalige
Dinaso
-aanhangers
binnen
de
beweging
hielden aan, maar hij bleef vastberaden.
Naast
zijn
politieke
activiteiten
kwam
ook
zijn
literaire
werk
tot
bloei.
In
de
bundel
Getuigenissen
(
1941
),
op
Van
Severens
aansporing
geschreven,
drukt
Le
Roy
met
surrealistische
invloeden
zijn
persoonlijke
verlies
uit,
vooral
na
de
dood
van
zijn
vrouw
Laura
.
Het
gedicht
Droom
werd
gezien
als
een
significant
werk
in
de
Vlaamse
surrealistische
poëzie
en
werd
zelfs
door
het
socialistische
dagblad
Vooruit
geroemd
als
een
gedicht van Europees niveau.
Droom
En gansch den nacht zag ik, die sprakeloos elkaar aanschouwden
twee bomen : een vol sterren, een vol duisternis
en gansch den nacht zag ik, die éénzaam om elkaar rouwden
twee handen parelstil van witte droefenis
in alle ruiten riep de doodsangst uwer oogen
en vogels keerden rusteloos uit zichzelven weer
toen heb ik u bekend gij lachte vreemd en onbewogen
en aan uw vingren hing geen enklen morgen meer...
voortaan blijf ik in de droom
voortaan alleen maar nacht
De
poëzie
van
Pol
Le
Roy
werd
in
Vlaanderen
zeer
uiteenlopend
ontvangen.
Het
VNV-dagblad
Volk
en
Staat
zag
zijn
werk
als
pretentieus
en
overmatig
dramatisch
,
vol
"
pathos,
valse
beeldspraak,
gezwollen
tremelo's
of
prozaïsme.
"
Ze
noemden
zijn
bundel
Getuigenissen
(
1941
)
zelfs
een
"
schrikwekkende
"
uiting
van
gebrek
aan
redelijkheid
en
natuurlijkheid
,
wat
Le
Roy
's
poëzie
een
bijzonder
omstreden
reputatie
opleverde
binnen
nationalistische kringen.
Toch
vond
Le
Roy
in
zijn
latere
bundels
een
bredere
inspiratie.
Vuur
Zingt
en
Modulaties
,
beide
uit
1943
,
hadden
een
opvallend
“
heidense
”
inslag
en
drukten
een
sterke
bewondering
voor
de
natuur
en
het
irrationele
uit.
In
Modulaties
was
vooral
de
invloed
van
het
surrealisme
merkbaar.
Volgens
literatuurcriticus
Erik
van
Ruysbeeck
(°1915-†2004)
toonde
dit
werk
sporen
van
André
Breton
(°1896-†1966)
en
diens
begrip
van
‘
Le
Point
Sublime
’
—
de
mystieke
eenheid
van
alle
dingen,
een
concept
dat
lijnrecht
tegenover
het
Europese
rationalisme
staat.
Dankzij
Bretons
invloed bleef
Le Roy
trouw aan een geloof in het wonderbaarlijke, wat hem behoedde voor een nihilistische kijk.
In
Modulaties
was
erotiek
niet
louter
een
thematische
verkenning,
maar
werd
het
een
poëtische
ervaring
die
verwees
naar
een
hogere,
kosmische
werkelijkheid.
Deze
visie
verbond
het
fysieke
en
het
spirituele
als
toegang
tot
eeuwigheid
en
benadrukte
een
universeel
transcendent
gevoel
.
Zo
zag
Le
Roy
poëzie
en
erotiek
als
een
opening
naar
het
oneindige,
een
beeld
dat
contrasteerde
met
de
somberheid
van
zijn politieke en maatschappelijke omgeving.
Avond
Zo rijs ik met de welpen van het licht
en god die scheppend in zijn diepten wijlt
ten avond waar uw schoot gedegen ligt
geen oevers waar de dood te mijmeren staat
in 't al in 't niets dat in zichzelf
volstaat reik uw bedreven sterrenmond en spreid
de vlakten van uw lichaam lichtbezeild
en luister naar 't gedrop der eeuwigheid...
Pol
Le
Roy
was
een
man
van
overtuigingen,
maar
zijn
betrokkenheid
bij
de
collaboratie
en
de
nasleep
van
de
oorlog
zouden
zwaar
op
hem
wegen.
In
zijn
eigen
ogen
was
veel
van
zijn
werk
uit
de
oorlogsjaren
nog
onvolwassen.
Zijn
oorlogsbundels
bevatten
enkele
sterke
gedichten,
maar
Le
Roy
oordeelde
later
dat
ze
"
onrijp
"
waren
en
het
product
van
"
verwarring
".
De
dood
van
zijn
oude
schoolvriend
Jozef
Van
Ackere
(°1906-†1944)
in
maart
1944,
een
voormalige
medestrijder
die
eveneens
in
de
collaboratie
had
gefunctioneerd,
trof
Le
Roy
diep.
Van
Ackere
,
die
Le
Roy
had
gevolgd
naar
de
'
DeVlag
'
en
de
‘
Algemene
SS
’
,
was
geëvacueerd
naar
Duitsland
,
waar
hij
aan
het
Oostfront
omkwam.
Le
Roy
droeg
zijn
bundel
Modulaties
aan
hem
op
en
bleef,
ondanks
politieke
spanningen,
verbonden
met
zijn
overleden
vriend.
Van
Ackere
overleedt
als
SS-
Obersturmführer
te
Starokostiantyniv
in de Sovjetrepubliek
Oekraïne
.
Naar Duitsland
Nadat
de
geallieerden
hun
opmars
begonnen,
vluchtte
Le
Roy
met
zijn
gezin
naar
Duitsland
in
september
1944
(
Hingene,
zijn
geboortedorp
werd
op
4
september
bevrijd
)
De
reis
was
lang
en
gevaarlijk,
maar
uiteindelijk
vestigde
hij
zich
in
Lüneburg
,
waar
hij
bij
een
domineesfamilie
werd
ondergebracht.
In
Berlijn
fungeerde
hij
als
propagandaleider
voor
de
'
Vlaamse
Landsleiding
'
in
ballingschap
,
wat
echter
niet
voldeed
aan
zijn
verwachtingen.
Zijn
relaties
met
de
Duitsers
waren
gespannen;
hij
verweet
hen
hun
gebrek
aan
psychologisch
inzicht
en
botste
zelfs
met
SS
-
officieren
.
De
verhoudingen
binnen
de
nazi-elite
waren
verre
van
ideaal,
en
Le
Roy
liet
zich
niet
onbetuigd
in
zijn
kritiek
,
wat
leidde
tot
incidenten,
zoals
op
een
vergadering
met
Duitse
hoogwaardigheidsbekleders
in
1944
,
waar
hij
de
Duitsers
beschuldigde
van
imperialisme
en
psychologisch tekortschieten
.
In
januari
1945
werd
de
situatie
kritischer
door
de
geallieerde
bombardementen
.
Na
de
mislukking
van
het
Ardennenoffensief
was
de
hoop
op
een
spoedige
terugkeer
naar
Vlaanderen
vervlogen.
Le
Roy
werd
gearresteerd
in
Lüneburg
en
na
een
korte
detentie
in
België
,
waar
hij
werd
ondervraagd
door
Marc
Desmedt
,
werd
hij
in
1947
door
de
krijgsraad
ter
dood
veroordeeld
wegens
politieke
collaboratie
.
Zijn
veroordeling
had
echter
weinig
invloed
op
zijn
levensinstelling,
die
steeds
fatalistischer
werd.
Zijn
verdere
werk,
waaronder
de
bundel
Vuurvlinder
(
1946-1949
),
getuigde van de bitterheid en de reflecties die hij had over zijn rol in de oorlog en de nasleep ervan.
"Europa is dood - akte van overlijden: 8 mei 1945"
De
strijd
met
zijn
eigen
geweten
en
zijn
ervaringen
in
de
oorlogsjaren
zouden
hem
uiteindelijk
een
merkwaardige
plaats
in
de
Belgische
literatuur
en
geschiedenis
opleveren.
Desondanks
bleef
hij
vasthouden
aan
zijn
idealen,
zelfs
na
de
nederlaag
van
het
naziregime
,
waarbij
hij
de
“
Godsoordeel
”
van
de
oorlogsnederlaag
als
een
onvermijdelijke
consequentie
beschouwde.
Zijn
verzoening
met
de
Roomse
kerk
en
zijn
latere
ontwikkeling
van
een
godsgeloof
dat
boven
ideologieën
uitstak,
weerspiegelen
de
innerlijke
conflicten
waarmee
hij
zijn
leven
voortzette
na
de
oorlog.
Afrekening
Wat deert ons uw geluk ? Wij zijn doorwalgd
van al uw zoetheid en schijnheiligheid
wij kennen 't woord dat krist als vurig zand.
wij aten 't rottend woord van 't vaderland
de spinnen van religie en gezin
Acht
maanden
na
zijn
veroordeling
door
het
krijgsraad
werd
Pol
Le
Roy
door
de
liberale
minister
Albert
Jean
Julien
François
Lilar
(°1900-†1976)
begenadigd.
Zijn
doodsvonnis
werd
omgezet
in
levenslange
gevangenisstraf
.
Gedurende
zijn
jaren
in
de
gevangenis
ontmoette
hij
andere
prominente
figuren
zoals
Robert
Poulet
(°1893-†1989),
Raymond
de
Becker
(°1812-†1969)
en
Filip
de
Pillecyn
(°1891-†1962),
In
deze
tijd
werd
hij
actief
op
de
Sociale
Dienst
van
de
gevangenis,
de
"
Welfare
",
waar
hij
programma’s
verzorgde
voor
de
gevangenisradio
.
Deze
programma’s
gingen
over
poëzie
,
volkskunde
en
algemene kwesties
, zoals de
problematiek van lintbebouwing
in
Vlaanderen
.
Naast
zijn
werk
in
de
gevangenis
schreef
Le
Roy
tientallen
dichtbundels
.
Zijn
poëzie
reflecteerde
zowel
zijn
esoterische
overtuigingen
als
een
dieper
uitgewerkt
surrealisme
.
Eén
van
de
opvallende
werken
was
de
liefdesbundel
Regina
Lamoen
,
die
hij
aan
zijn
Antwerpse
vrouw
wijdde
met
wie hij in 1940 hertrouwde. Deze jaren van opsluiting bleken dus vruchtbaar voor zijn literaire ontwikkeling, ondanks de zware omstandigheden.
Gefluisterd naar de wachtende
Gij zult zeer teder moeten zijn
en zeer verduldig met me spreken
zeer zacht met mijn verzwegen pijn
als iets dat al te licht kan breken
ik ben gehavend door veelleed
en haat en honger en afgrijzen
ik draag van ziekte en zeer de beet
en veel en bloedende bewijzen
'k heb met de dood gewoond 'k ben hard
geworden donker en verbeten
ik heb mijn geest verhuld mijn hart
verhoerd om 't leven te vergeten
ik weet niet meer wat mensen zijn
ik werd eenzelvig in mijn zinnen
leproos van lijf en brak van brein :
gij moet zeer moederlijk beginnen...
Als
eerste
kopstuk
van
de
DeVlag
kreeg
Pol
Le
Roy
in
1950
een
strafherziening
,
wat
leidde
tot
een
veroordeling
van
18
jaar
,
waarna
hij
werd
overgeplaatst
van
de
gevangenis
in
Sint-Gillis
naar
die
in
Merksplas
.
Deze
herziening
had
hij
waarschijnlijk
te
danken
aan
de
invloed
van
zijn
voormalige
Dinaso
-vrienden
Frantz
Van
Dorpe
(°1906-†1990)
en
Willem
Melis
(°1907-†1984),
die
inmiddels
als
CVP
'ers
herhaaldelijk
tussenbeide
kwamen voor hem.
Toen
Le
Roy
op
15
september
1951
voorlopig
werd
vrijgelaten
,
had
hij
echter
alles
verloren.
Zijn
rijke
bibliotheek
met
surrealistische,
expressionistische,
dadaïstische
en
esoterische
werken
was
verkocht,
evenals
de
schilderijen
van
zijn
surrealistische
vrienden.
Zijn
kinderen
waren
uit
zijn
zorg
geplaatst
en
ondergebracht
in
een
"
betrouwbaar
"
gezin.
Hij
en
zijn
vrouw
woonden
in
armoede
op
een
zolderkamer
in
Sint-Jans-
Molenbeek
.
Ondanks
deze
omstandigheden
kon
Le
Roy
als
secretaris
aan
de
slag
bij
Frans
Van
Cauwelaert
(°1880-†1961),
maar
dat
werk
beviel
hem
niet.
Hij
verkoopt
boeken
,
werkte
als
vertaler
en
verbeterde
pronostieken
.
Dankzij
zijn
oude
contacten
binnen
het
Rexistische
milieu
kreeg
hij
vertaalwerk
bij
de
Koninklijke
Automobilistenbond
,
en
de
Christelijke
Volkspartij
(
CVP
)
vroeg
ook
zijn
diensten
in,
bijvoorbeeld
voor
de vertaling van het
‘
Schoolpact
’
.
De
voorlopige
vrijlating
bleef
van
kracht
tot
1974
,
waardoor
Le
Roy
zich
politiek
verder
op
de
achtergrond
hield,
hoewel
hij
de
ontwikkelingen
in
de
politiek
volgde.
Hij
onderhield
nog
wel
intense
vriendschappen
met
een
handvol
oude
vrienden
uit
het
Verdinaso
en
de
DeVlag
,
voornamelijk
kunstenaars
,
waaronder
Josephus
“Jef”
Alphonsus
Marie
François
(°1901-†1996),
Ernst
Voorhoeve
(°1900-†1966),
Henri
Bruning
(°1900-†1983),
Jozef
Frans
Lodewijk
de
Belder
(°1912-†1981),
en
André
Van
Wassenhove
.
Ook
onderhield
hij
talloze
contacten
met
kunstenaars
en
filosofen
uit
verschillende
richtingen.
Vooral
jonge
dichters,
zoals
Paul
Rosa
Oscar
de
Vree
(°1909-†1982),
Frans
Jozef
Maria
Depeuter
(°1937),
Willy Spillebeen
(°1932),
Hugo Brems
(°1944)
en
Erik van Ruysbeeck
, streefden ernaar
Le Roy
’s werk bekend te maken.
Tijdens
zijn
gevangenschap
had
Le
Roy
gedichten
geschreven
die
vaak
bitter
en
hard
waren.
Ook
hervatte
hij
zijn
vooroorlogse
esoterische
studies
,
wat
leidde
tot
de
bundel
Lucifer
in
1952
.
In
deze
bundel
uitte
hij
zijn
geloof
in
de
noodzaak
van
de
revolte
,
niet
als
een
opstand
tegen
God
,
maar
als
een
middel
om
het
wezen
te
bereiken.
In
deze
visie
wordt
Lucifer
niet
langer
als
de
gevallen
engel
gezien,
maar
als
een
gelijkwaardige
tegenstander
van
God
,
een
idee
dat
sterk
beïnvloed
is
door
de
gnostiek
,
met
name
door
de
werken
van
de
gnostische
auteur
René Guénon
(°1886-†1951).
Ten aanvang niet, van eeuwig was het
Woord en eeuwig was de Daad die 't zegel brak
en eeuwen knapten voort als vleugels af
en krachten barstten brandend uit de kiem
bij duizenden, en schier bewegingsloos
was reeds hun duizelende groei geworden
toen gij voor 't eerst, die zelf van eeuwig waart,
de vaart en vaste stand der sterren zaagt
en zinnen gingt op hun en uw bedied;
en op dit wonder iets - die morgen was
de drang van 't blauw veel inniger -
dat gij er waart en waar gij 't eerst en traag
uit waanzin waart bewust geworden, rees
de azuren vraag : wat was mijn ik voordien?
wat was voordien dit vormenvol bestaan van
onderling en onverdeeld verband in wisselend
komen en vergaan dat steeds, hoe ongeteld en
ongedurig 't Zijn - O kwellend en verrukkelijk
geheim in stijgende verschijning is van kleur en klank,
gestalten en gebaar, dit zacht en tel, dit duistrend
en opglanzend Hooglied blijft... En vraag op weervraag
prikkelde u tot wat de zin en 't wezen konden zijn van
uw en all'bestaan in samenhang die op ondeelbaarheid,
in eenklen « die op eenheid wees en eenheid die geen
tijd of ruimte of onderscheid kon dragen;
en waarom gij, die met de geest u vrij bewoogt
en zien mocht en bevatten wat gij zaagt,
niet verder zien zoudt en niet
groeien tot waar... Maar waarom was uw staat gevest
en afgepaald? door wie? op welk gezag? waar zelf gij niet gekozen hadt,
maar blind geworpen waart in een ontluikend licht dat u ontsproot
en riep om maatloosheid u uit uzelve toe ? Waarom een grens
en plots dit huiveringwekkend ijle waar
uw hand verstilde en tastte uw eenzaamheid?...
In
hetzelfde
jaar
verschenen
de
bundels
Geboorte
der
Poëzie
en
Niet
voor
Bonifacius…
,
waarin
Le
Roy
acht
prozagedichten
publiceerde
die
kritisch waren tegenover de maatschappij
van ‘
valse vroomheid
’, ‘
wankele waarheid
’, ‘l
oze liefde
’, ‘
namaakleven
’ en ‘
kalken onzin
’.
Het
esoterische
aspect
was
al
aanwezig
in
zijn
bundel
Getuigenissen
,
maar
volgens
Le
Roy
zelf
was
deze
bundel
"
een
vulgariserende
benaderingspoging
naar
het
zuiver
esoterische
toe.
"
In
Lucifer
was
de
stof
een
initiatie
tot
het
esoterische,
maar
het
werk
dat
Le
Roy
in
de
bundels
Lava
(
1957
)
en
Tellurisch
(
1963
)
presenteerde,
bracht
het
esoterische
tot
zijn
meest
volmaakte
uitdrukking.
Dit
leidde
tot
een
rijke
symbolentaal,
waarbij
de
symbolen
dienden
als
de
uiterste
manier
waarop
de
mens
iets
kon
zeggen
over
het
onzegbare.
Le
Roy
’s
werk
ging,
in
de
geest
van
René
Guénon
, "
in de richting van een redressie naar de
Grote Traditie
.
"
Het
gehele
oeuvre
van
Le
Roy
kan
worden
gezien
als
een
poging
de
eenheid
met
het
heelal
te
herstellen.
Dit
streven
naar
eenheid
komt
tot
uitdrukking
in
de
twee
wegen
die
hij
beschreef:
de
"
mannelijke
weg
",
waarin
de
mens
afstand
doet
van
het
aardse
en
louter
naar
de
geest
leeft,
zoals
exemplified
door
de
Heilige
Johannes
,
en
de
weg
van
de
magische
liefde,
die
via
de
"
linkerweg
"
leidt
naar
het
hogere
weten
en
uiteindelijk
de
re-integratie
met
het
Godzijn.
In
dit
laatste
aspect
speelt
de
beleving
van
de
eenheid
via
erotische
liefde
een
belangrijke
rol,
met
de
vrouw
als
symbool
van
aardse
gebondenheid
,
bevrijding
uit
eenzaamheid
,
en
voortzetting
van
het
leven
.
Le
Roy
stelde
dat
de
vrouw
"
de
weg
naar
de
eenheidservaring
"
moest
zijn
voor
de
gewone
mens
en,
voor
degenen
die
het
aankonden,
naar
de
uiteindelijke
eenwording
van
mens
en
God
.
Hij
zag de vrouw als een wezen "
uiter-Aarde
", die uiteindelijk de mannelijke linkerzijde sublimerend tot de uiteindelijke eenheid zou leiden.
Doorbraak naar een breder publiek
In
1958
was
Le
Roy
,
samen
met
Aubin
Pasque
,
André
van
Wassenhove
en
Marc
Eemans
(°1907-†1998),
betrokken
bij
de
oprichting
van
het
Centre
International
d'Actualité
Fantastique
et
Magique
(
CIAFMA
)
.
Deze
beweging,
de
Fantasmagie
,
behield
de
drie
kernaspecten
van
het
surrealisme
(
vrijheid
,
liefde
en
vrouw
,
poëzie
als
uitdrukking
van
het
beleefde)
maar
legde
de
nadruk
op
het
esoterische
en
universeel-
religieuze
.
Le
Roy
omschreef
de
Fantasmagie
als
een
kunst
die
magisch
en
fantastisch
was:
magisch,
omdat
het
verbonden
was
met
de
diepste
krachten
van
de
mens,
en
fantastisch,
omdat
het
zich
bevond
in
de
wereld
van
droom
en
inwendigheid.
De
kunst
was
gericht
op
de
zoektocht
naar
de
"
naakte
werkelijkheid
",
een
afwijzing
van
de gelogen zintuiglijke wereld en de logica die het leven tyranniseert.
Le
Roy
’s
doorbraak
naar
een
breder
publiek
kwam
in
1961
met
zijn
eerste
Franstalige
bundel,
Météorologique
,
gevolgd
door
Ous
denudent,
nos
Iris
in
1972
.
Gedichten
uit
deze
laatste
bundel
werden
vertaald
en
gepubliceerd
in
Tsjechoslowaakse
,
Roemeense
en
Servo-Kroatische
tijdschriften
.
Zijn
werk
bereikte
een
breder
publiek
toen
hij
in
1965
de
eerste
Blanka
Ghijselenprijs
ontving
voor
zijn
dichtbundel
le
Va
Banque
.
Twee
jaar
later
werd
zijn
hoofdwerk
Spel
en
Spiegel
gepubliceerd,
een
bundel
die
acht
delen
uit
een
periode
van
twintig
jaar
omvatte.
In
zijn
latere
bundels
bleef
hij
een
combinatie
van
"oud"
en
"nieuw"
werk
presenteren,
wat
kenmerkend
was
voor
zijn
visie
van
eenheid
en
het
complementaire
in
zijn
werk.
Spel
en
Spiegel
was
opgebouwd
rond
twee
thematische
polen:
het
leven
met
de
vrouw
en
de
nacht
als
kernbegrippen
tegenover
middelmaat,
bekrompenheid en levensangst.
Alarm
Hun zaad en zand
de stolpen van hun korte dag
waarin zij karig en geniepig leven plegen
de vlammen uit het land geweerd
want grootheid stoort de rust
en 't grootste euvel heet zelfstandigheid
o mijn verrukkelijke adelaars
en binnen hoe de gloed der gongen klonk!
Hun zaad en zand
zo vlak zo loom zo steeds op tijd
als hun rivieren
en waar zij uitbraken
plasten zij door de spiegels van hun nood
tot daar en verder niet en lieten
hun slib hun zout hun kledderig grauw
en hadden nauw gemerkt hoe door de mist
de eerste steunbeer glom van een verheven droom.
Terwijl hun nachten voort ten offer
vielen der trage crustaceeën van hun bloed.
O Tristeville van gemeten lust.
Schreeuwende meeuwen tussen land
en land verloren en overal wanden
en schuivende handen over die wanden
en overal straten
en schijtende honden in die straten
en vaderlandse monumenten bij de vleet.
O Tristeville, om iets te zijn en voort
te duren middenpoelen compromis.
Van lood en talloos is de stap der kudde warm de veilig-dikke drab
der zelfgenoegzaamheid. De stal.
Le
Roy
wordt
vaak
ten
onrechte
door
zijn
aanhangers
beschouwd
als
een
moderne
dichter,
maar
in
werkelijkheid
overstijgt
zijn
werk
het
tijdelijke.
Zoals
F.
De
Swert
in
zijn
inleiding
voor
de
bundel
Weergalm
(
1970
)
opmerkte,
is
het
werk
van
Le
Roy
"
eeuwig
"
en
"
universeel
"
van
aard.
De
poëzie
van
Le
Roy
heeft
daarnaast
een
hermetisch
karakter,
wat
het
een
aristocratisch
aura
geeft.
Dit
verklaart
waarom
er
voor
hem
grenzen
waren
die
niet
overschreden
mochten
worden.
Experimenteren
met
het
woord
om
het
woord
zelf
werd
door
hem
verworpen;
poëzie
moest
altijd
haar
dienende
functie
behouden.
Dit
leidde
tot
een
zekere
afkeer
van
de
hedendaagse
literatuur.
Le
Roy
beschreef
de
literatuur
van
zijn
tijd
als
"
de
potsierlijke
clowns
van
een
ontzielde
consumptiemaatschappij
",
en
hij
had
weinig
op
met
de
“
doorgewinterde
traditionelen
”
of
de
“
rijmelaars
en
verzendiareelijders.
”
Hij
had
geen
respect
voor
wat
hij
beschouwde
als
de
"
burgermannetjespoëzie
"
of
de
"
la
raison
raisonnante-verslaafden
".
In
zijn
ogen
was
de
dood
van
het
ideaal
en
het
idealisme
een
gevolg
van
het
woord
"
revolutionair
"
dat
door
volwassen,
realistische
mensen
werd
vervangen door het pragmatische, zelfzuchtige streven.
Le
Roy
had
een
hekel
aan
wat
hij
zag
als
de
vervlakking
van
Eros
,
en
verachtte
het
seksuele
gekwijl
dat
de
essentie
van
liefde
en
verlangen
ontwaarde
en
vervormde
tot
een
alledaagse
en
banaal
commercieel
ritueel.
Hij
verzette
zich
tegen
alles
wat
het
hart
en
de
geest
verlaagde
door
snobisme
en
geldklopperij
.
Op
zijn
65ste
verjaardag,
op
1
maart
1970
,
werd
Le
Roy
in
zijn
geboortedorp
Hingene
in
Klein-Brabant
uitgebreid
gehuldigd
.
Zowel
Jef
Geeraerts
(°1930-†2015)
als
Anton
van
Wilderode
(
pseudoniem
van
Cyriel
Paul
Coupé
°1918-†1998)
hielden
toespraken,
en
de
oudste
zoon
van
Jef Van Ackere
droeg een mis op ter ere van
Le Roy
’s gesneuvelde vader.
PAL (laat in memoriam)
in dit naar waarheid en rechtschapenheid verdorstend land
waar naar een hondse wet de heerschappij der vrijheid woedt
en zetelen voor hem een stel vetganzen van 't gezag
staat hij doorlicht tot op het bot onschendbaar
pal in 't goddelijk gevaar van zijn verheven droom
en weerbaar van zijn vingertoppen tot zijn weigere mond
leest hij 't verbolgen oog der rechters leeg
en groet de blijde donderslag die openrolt
zijn tijdeloze zomer
In
het
jaar
na
zijn
vertrek
uit
het
poëzietijdschrift
De
Periscoop
,
waar
hij
twaalf
jaar
aan
had
bijgedragen,
werd
Le
Roy
door
de
Volksgazet
geprezen
voor
zijn
houding.
De
krant
schreef:
"
Le
Roy
heeft
geen
rancunes
laten
blijken...
en
nooit
struikelde
hij
over
een
ideologische
drempel.
Het
is
een
grootheid
van
visie
die
beantwoordt
aan
de
ruimte
die
hij
in
zijn
poëzie
betrekt.
"
Toch
werd
het
voor
Le
Roy
onmogelijk
om
van
de
overheid
de
erkenning
te
krijgen
die
hij
verdiende.
Ondanks
zijn
verdiensten
werd
de
literaire
staatsprijs,
die
door
veel
poëziekenners
als
verdiend
werd
beschouwd,
hem
nooit
toegekend
vanwege
zijn
politieke
verleden
.
In
1973
ontving
hij
wel
een
beperkte
werkbeurs
van
het
Ministerie
van
Cultuur
, maar deze werd door sommigen, van de linkerzijde, gezien als een
eerbetoon aan het fascisme
.
Na
Weergalm
(
1970
)
verschenen
er
nog
verschillende
bundels
van
Le
Roy
.
In
1971
werd
De
Stroom
uitgebracht,
een
poëtische
levenskroniek
van
de
dichter,
gevolgd
door
het
prachtige
De
Wakende
(
1979
),
geïllustreerd
door
Roland
Monteyne
(°1932-†1993)
In
1984
,
na
zijn
overlijden,
verscheen
Late Zwaluwen
.
Le
Roy
bleef
tot
het
einde
van
zijn
leven
esoterische
teksten
bestuderen.
Hij
verdiept
zich
in
het
Hindoeïsme
en
Boeddhisme
,
maar
raakte
steeds
meer
gefascineerd
door
het
Taoïsme
,
het
Islam-Soefisme
en
uiteindelijk
het
Esoterische
Christendom
,
dat
hij
ontdekte
via
het
gnostische
Thomas-evangelie
.
Pol Le Roy
overleed op
17 oktober 1983
te
Bornem
.
Gebed
Eens als ik uitga in de duisternis
saam met het lamplicht over 't laatste schrift
en in de stilte trilt het somber lis
nog na der felle drift
waarmee ik steeds de stroom bevoer
door god gejaagd naar god op jacht...
eens als de laatste morgen die ik droeg
is afgelegd en zielloos ligt mijn hand -
laat dan de laatste vragen doven
laat wensloos mij en zonder pijn
vergaan en opgaan in dit schoon geloven
dat er geen nutteloze sterren zijn.
In
1984
werd
het
laatste
werk
van
Pol
Le
Roy
uitgebracht,
als
een
postuum
eerbetoon
.
Het
bevatte
nagelaten
gedichten
en
werd
verrijkt
met
tien
etsen
,
gemaakt
door
de
grafische
kunstenares
Francine
“Cinette”
Urbin
Choffray
(°1929-†2016).
Dit
werk
werd
in
een
beperkte
oplage
van
40
luxe-exemplaren
gedrukt,
op
verzoek
van
enkele
van
Le
Roy
’s
trouwe
vrienden.
Deze
zeldzame
uitgaven
werden
voorzien
van
twee
originele
etsen
van
Cinette
, wat de waarde en
exclusiviteit
van de editie versterkte.
Kwartierstaat stamboom van Joannes Baptist Ludovic Raes
Grootouders langs vaderskant
Petrus Leopoldus Leroy
Geboren op 23 juli 1838 te Puurs, overleden op 5 juni 1906 te Hingene.
Gehuwd op 18 augustus 1868 te Puurs met
Christina Philomena Peleman
Geboren op 16 juni 1838 te Puurs, overleden op 30 september 1892 te Puurs.
Egidius Raes werd geboren als het voorlaatste kind in een gezin van tien.
Grootouders langs moederskant
Franciscus Mees
Geboren op 14 oktober 1826 te Hingene, overleden op 2 december 1894 te Hingene.
Gehuwd op 19 september 1857 te Hingene met
Monica Virginia Van Kerckhoven
Geboren op 21 oktober 1836 te Hingene-Wintam, overleden op 22 mei 1903 te Hingene.
Ouders
Joannes Franciscus Leroy
Geboren op 7 oktober 1870 te Puurs, overleden te Gent op 14 juli 1937.
Gehuwd op 5 mei 1903 te Hingene met
Maria Cesarina Stephania Mees
Geboren op 13 april 1876 te Hingene, overleden te Hingene op 6 juli 1908
Leopold of Pol werd geboren als enig kind.
Startpersoon
Leopold Jozef Maria Leroy
Geboren op 1 maart 1905 te Hingene, overleden te Bornem op 17 oktober1983.
Bron(nen):
Jan Creve, Pol Le Roy, Een Vergeten Dichter?, in: Tekos; Commentaren en Studies; 1996.
Schrijversgewijs.be/schrijvers/le-roy-pol.
Verbrande schrijvers: 'Culturele' Collaboratie in Vlaanderen (1933-1953); Lukas De Vos
Https://schrijversgewijs.be/schrijvers/le-roy-pol/
https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/le-roy-pol
Disclaimer: teksten werden overgenomen uit verschillende naslagwerken over het leven van pol le roy en aangepast naar de huidige tijdsgeest (waar nodig). Citaten
worden zo authentiek mogelijk weergegeven en zijn dus ongewijzigd gebleven. Wij willen niet met de pluimen van andere, zeer goede auteurs, lopen en daarom
vermelden wij steeds onze bronnen. Onze bedoeling is dat verschillende tekstfragmenten in één overzichtelijke tekst gegoten worden.
jefparedaens.be/kleinbrabantse_databank