DE (DEEL)GEMEENTE HINGENE
Deelgemeente Hingene (gemeente tot 1977, dan deel van gemeente Groot-Bornem)
De
deelgemeente
Hingene
is
in
het
zuidwesten
van
de
provincie
Antwerpen
gelegen.
Zij
maakt
deel
uit
van
het
arrondissement
Mechelen
,
van
het
kanton Puurs
, de
gemeente Bornem
en van de streek gekend onder de benaming
Klein-Brabant
.
Zij
grenst
in
het
noorden
aan
de
Schelde,
ten
oosten
aan
de
Rupel
en
ten
zuid
tot
zuidoosten
aan
de
Vliet,
vroeger
een
bevaarbare
rivier,
nu
gereduceerd
tot
een
beek.
Hingene
omvat,
buiten
het
dorpscentrum
Hingene-centrum,
nog
twee
vrij
belangrijke
dorpen
:
Wintam
in
het
oosten
en
Eikevliet
in
het
zuidoosten.
Vroeger
behoorde
daar
ook
Nattenhaasdonk
in
het
noordoosten
bij,
tot
een
stormvloed
in
1825
een
einde
maakte
aan de parochie en waardoor veel inwoners naar Wintam en Hingene-centrum trokken.
De deelgemeente Hingene bestaat uit
vier secties
:
Wijk A,
Hingene-centrum;
Wijk B,
Wintam
; Wijk C,
Eikevliet
en Wijk D,
Klein-Mechelen
.
Zij
bevat
drie
dorpskringen
:
Hingene
,
Wintam
en
Eikevliet
en
de
gehuchten
:
Heiken
,
Hink
,
Eek
,
Nattenhaasdonk
,
Hulst
,
Eikerheide
(*),
Slijkhoek
(**)
en
Klein-Mechelen
.
De
drie
dorpskernen
zijn
gebouwd
op
een
landrug
die
van
het
westen
naar
het
oosten
gaat
en
zich
in
Wintam
kromt
naar
het zuiden.
Fusie
: Sedert 1 januari 1977 deelgemeente van Bornem.
Oppervlakte
: 1.493 hectare 91 are.
Inwoners
: 4.509 (1/1/1994).
(*)
Benamingen
waarin
het
heide
voorkomt,
zoals
verschillende
plaatsen
in
de
gemeente,
zijn
van
oudsher
te
herleiden
aan
de
betekenis
van
een
plaats
waar
de
heideplant
voorkomt.
Een
stuk
land
dat
niet
aan
overstromingen
was
blootgesteld.
Pas
in
de
18de
eeuw
verdwenen
de
heidegronden
en
naam
referent
aan
de
heideplant
ging
over
naar
een
plaatsnaam.
Zo
heeft
men
in
de
gemeente
Hingene:
Eikerheide
,
het
Heiland
,
Keizersheide
,
Vlieterheide
,
Leemsheide
,
Lodderheide
,
het Heiken
.
(**)
Benamingen
met
Hoek
of
Wijk
hadden
dezelfde
oorsprong
als
met
heide.
Zo
kennen
wij
de
Slijkhoek
en
Hoekstraat
.
Maar
ook
’t
Hoeksken
en
Sint-Jans-Hoeksken
in Hingene-centrum en
Reuzenhoek
in Eikevliet.
De polders van de gemeente Hingene dragen volgende benamingen en liggingen:
Wijk
A
:
Hingenebroekpolder
,
Zijstraat
tot
aan
de
Pladderdijk.
Het
Zand
,
tussen
de
Pladderdijk
en
de
Noterlaardreef.
Het
Zand
werd
drooggelegd
waarop nadien het hele geheel verkaveld is geworden.
Schellandpolder
(vroeger
Heedongenbroek
), tussen de Noterlaardreef en de Eikendam.
Wijk
B
:
Oudbroekpolder
,
tussen
de
Eikendam
en
de
Nattenhaasdonkstraat
(
voorheen
de
Rupelmondse
Baan
).
Ruipenbroekpolder
,
tussen
de
Nattenhaasdonkstraat,
de
Rupel
en
het
Kanaal
(
voorheen
de
Dijkstraat
).
Schorbroekpolder
,
tussen
de
Dijkstraat
(
nu
verdwenen
door
het
Kanaal
Brussel-Rupel
)
en
de
Frans
de
Laetstraat
(
voorheen
Hulstraat
of
Hulststraat
).
Deze
polder
werd
tijdens
de
Tweede
Wereldoorlog
ontpolderd
door
de
bezetter.
Wijk
C
:
Eikenbroekpolder
,
tussen
de
Frans
De
Laetstraat,
de
Rupel-
en
de
Vlietdijk.
Deze
polder
werd
tijdens
de
Tweede
Wereldoorlog
ontpolderd
door de bezetter.
De naamsverklaring
De
naamsverklaring
voor
de
benaming
Hingene
is
niet
zomaar
met
de
nodige
zekerheid
te
klaren.
Hierover
bestaan
verschillende
denkpistes.
Sommigen
beweren
dat
het
van
‘eng’
(smal)
komt.
Ook
schreef
men
vroeger
Henghene
,
Hengene
,
Enghen
.
In
de
tijd
dat
de
Schelde
nog
niet
omgeven
was
met
dijken
en
het
water
de
vrije
hand
had
op
de
omgeving,
moet
de
plaats
waar
het
dorp
gebouwd
werd,
betrekkelijk
eng
of
smal
geweest zijn. Van
‘eng’
of
‘enge’
kwam mettertijd
‘ing’
,
‘inge’
,
‘ingen’
en
‘ingene’
, later
‘hing’
,
‘hingen’
en
‘hingene’
.
In
de
11e
en
12e
eeuw
schreef
men
in
de
Latijnse
taal
Hinquem
,
ook
Hinkem
,
Hingen
en
Hingen
.
Vanaf
de
13e
eeuw
schreef
met
Hinghene
.
In
de
17e
eeuw
kwam
men
ook
Hinghem
,
Hingen
en
Hinghen
tegen.
Op
de
kaart
van
Sanderus
en
op
de
oude
schepenzegel
staat
Hinghen
.
Ook
werden
de
schrijfwijzen
Hynghene
en
Hyngene
ook
gehanteerd.
De
Fransen,
die
soms
onze
contreien
teisterden,
schreven
omstreeks
het
einde
van
de
18e
eeuw:
La commune d’Inghem
,
d’Angen
,
d’Engene
. Dan had je ook nog een ignorante ambtenaar maakte er zelfs
Enghel
van.
Andere
onderzoekers
zijn
van
mening
dat
de
benaming
van
Hingene
voortkomt
van
‘inge’
,
dat
“
droog
land
”
of
“
watervrije
plaats
”
zou
betekenen.
Of
de
uitgang
gene
een
veranderde
schrijfwijze
is
van
‘gheym’
,
‘ghem’
of
‘ghen’
,
of
door
verkorting
‘heim’
,
‘hem’
,
‘am’
,
‘om’
,
‘en’
,
van
het
oud-Duitse
‘heym’
,
in
het
Engels
‘ham’
,
waardoor
er
eerder
een
kleine
bewoonde
plaats
zou
betekenen.
Zulke
kleine
plaatsen
werden
in
het
Frans
‘hameau’
genoemd,
wat
gehucht
betekend.
Aangezien
alle
dorpen
in
hun
ontstaan
kleine
bewoonde
plaatsen
zijn
geweest,
moet
men
niet
verwonderd
zijn
dat
ze
zoveel
eindigen
op
‘en’
of
‘hem’
.
Wil
men
nu
dat
‘ing’
de
betekenis
heeft
van
“droogte”,
dan
zou
Hingene
“
droge
plaats
”
betekenen.
Als
men
het op de eerste verklaring houdt dan betekend dit “enge” of “smalle plaats”.
Komst van de eerste bewoners
In
de
zevende
eeuw
voor
Christus
kwamen
de
Kelten
vanuit
Zuid-Duitsland
onze
contreien
in.
Deze
Kelten
werden
op
hun
beurt
al
snel
veroverd
door
de
Oude
Belgen,
vermoedelijk
een
semi-Germaanse
stam
met
een
Keltische
taal.
Uit
plaatsnamen
leidt
men
af
dat
de
inwoners
van
het
noorden
van
België
in
de
Romeinse
tijd
Germaans-Keltische
stammen
waren
die
een
Keltisch
dialect
spraken.
Het
is
pas
met
de
komst
van
de
Salische
Franken
in
358
na
Christus
dat
men
zich
in
onze
zeer
drassige
regio
kwam
vestigen.
De
eerste
Frankische
nederzetting
zou
in
Nattenhaasdonk
ontstaan
zijn.
Zij
hielden
zich
voornamelijk
bezig
met
landbouw,
veeteelt,
jacht
en
visvangst.
Daardoor
vestigden
ze
zich
het
vaakst
in
de
nabijheid
van
water.
Hierdoor
zien
wij
een
indirect
bewijs
van
een
vroegtijdig
bestaan
van
Nattenhaasdonk.
De
schelde
was
in
die
tijd
nog
niet
ingedijkt
en
had
vrij
spel
met
eb,
vloed
en
springtij.
Natuurlijke
verhogingen
boden
dan
voor
de
bewoners
een
“veilig”
toevluchtoord
en
daar
zal
dan
ook
de
eerste
bebouwing
opgetrokken
zijn.
Dat
er
al
bewoning
was
in
de
Gallo-Romeinse
periode
kunnen
we
met
zekerheid
zeggen,
onder meer door een muntschat die ontdekt werd in 1846.
Land van Bornem
Vermits
Hingene
als
leen
deel
uitmaakte
van
het
Land
van
Bornem
zal
haar
geschiedenis
aanvankelijk
parallel
verlopen
met
die
van
Bornem.
Na
tijdelijk deel uitgemaakt te hebben van het Land van Rumst (tot 1449) en in het bezit te zijn geweest van de huizen van
Vlaanderen
en
Luxemburg
,
werd
Hingene
in
1535
verkocht
aan
Hendrik
van
Nassau
;
in
1560
aangekocht
door
Melchior
Schetz
,
die
het
onmiddellijk
verkocht
aan
zijn
broer
Gaspar
.
Het
is
zijn
zoon
Conrard
die
de
heerlijkheid
zal
erven
en
die
evenals
zijn
afstammelingen
vanaf
1617
de
naam
"
van
Ursel
"
of
“
d’Ursel
”
zal
dragen;
vanaf
1638
krijgt
hij
de
titel
van
graaf,
en
vanaf
1717
die
van
hertog.
Door
aanhoudend
verzet
tegen
de
macht
van
de
kastelenij
Bornem,
had
Hingene
steeds
een
zekere
zelfstandigheid
behouden
en
was
het,
samen
met
Wintam,
Eikevliet
en
Nattenhaasdonk,
inmiddels
uitgegroeid
tot
een
heerlijkheid
met
lage,
middelbare
en
hoge
rechtspraak;
in
1450
werd
immers
een
schepenbank
opgericht,
waarvan
de
leden
benoemd
werden
door de Bornemse leenheer.
Door
haar
ligging
aan
de
Schelde
,
de
Rupel
en
de
Vliet
bestaat
Hingene
hoofdzakelijk
uit
polder-
en
broekland,
eeuwenlang
blootgesteld
aan
overstromingen
(
zie
het
bestaan
van
de
talrijke
kreken
en
wielen
).
Reeds
zeer
vroeg
werd
er
ingedijkt
en
ingepolderd
(
zie
het
bestaan
van
Nattenhaasdonk
in
de
11de
eeuw
);
grootscheepse
werken
werden
uitgevoerd
vanaf
de
13de
eeuw,
onder
meer
circa
1250
in
het
Eikerbroek
ten
noordoosten
van
Eikevliet,
en
veroorzaakte
grondige
wijzigingen
in
het
cultuurlandschap.
Het
opwerpen
van
de
eerste
echte
dijken
langs
de
Schelde
en
de
Rupel
zou
volgens
Leopold
Mees
pas
gestart
zijn
in
de
loop
van
de
15de
eeuw;
deze
dijken
bleven
voortdurend
onderhevig
aan
herstel
en
verbetering
en
brachten
zware
lasten
mee
voor
de
plaatselijke
bevolking.
Slechts
door
de
snelle
ontwikkeling
van
de
waterbouwkunde
in
de
18de
eeuw,
werden
de
dijken
geleidelijk
verhoogd
en
de
verordeningen
strenger
toegepast,
waardoor
de
zwaarste
waterellende
langzaam
zou
verminderen.
Echter
verhinderde
dit
niet
dat
in
1953
op
veel
plaatsen
de
dijken
braken
en
Hingene,
Wintam
en
klein
deel
van
Eikevliet
onder
water
zette.
Het
zwaartepunt
van
de
ramp
in
1953
lag
aan
de
Rupeldijk
(
ter
hoogte
van
de
scheepswerf
)
in
Wintam.
Om
overstromingsrampen
zoals
deze
en
die
van
in
Ruisbroek
(
1976
)
te
voorkomen
werd
in
het
begin
van
de
jaren
1980
gestart
met
het
SIGMA-plan
(
1977
).
Sedertdien
bieden
de
dijken
meer veiligheid voor het achterland, maar het authentieke karakter van de rivierbegeleidende landschappen ging grotendeels verloren.
Woonkernen
Schaars
bebouwde
poldergemeente
met
drie
landelijke
woonkernen:
Hingene-dorp
,
Wintam
en
Eikevliet
,
elk
met
een
eigen
parochiekerk
en
school.
Het
grootste
deel
van
Hingene-centrum
wordt
ingenomen
door
het
kasteeldomein
d'Ursel.
De
gemeente
ontwikkelde
zich
immers
in
functie
van
dit
kasteel.
De
huidige
woonzone
strekt
zich
uit
ten
westen
van
het
kasteeldomein,
meer
bepaald
ten
westen
van
de
Cesar
Van
Kerckhovenstraat
en
de
Edmond
Vleminckxstraat.
De
bebouwing
is
overigens
vrij
eenvoudig
en
heterogeen
en
bovendien
van
relatief
recente
datum.
Inplanting
van
recente
woonwijken
ten
noordwesten
(zogenaamd
"
't
Zand
"
uit
het
vierde
kwart
van
de
20ste
eeuw)
en
ten
zuidwesten
van
de
kern.
Nog
talrijke
groene
ruimten
onder
meer
de
schorren
en
dijken
aan
de
Schelde
in
het
noordelijke
deel
van
de
gemeente,
de
beemdlandschappen
en
broekbossen
van
het
Moer
in
het
zuiden,
circa
1674
doorsneden
door
rechte
wegen,
in
opdracht
van
de
heren
van
Hingene.
Het
"
Hingene-wiel
",
modo
"Grote
en
Kleine
(of
Oude)
Wiel"
in
het
noordwesten
is
een
overblijfsel
van
een
dijkbreuk
in
1554
.
De
wijk
"Klein
Mechelen"
in
de
zuidwesthoek,
oorspronkelijk
een
heide-
en
bosgebied,
wordt
nagenoeg
volledig
ingenomen
door
K.M.O.-zone
"De
Vliet",
die
aansluit bij deze van Bornem, langs de Rijksweg.
Domein d’Ursel
Het
domein
d'Ursel
werd
reeds
in
1120
vermeld
als
omwalde
hoeve
.
Mogelijk
klimt
het
zelfs
op
tot
een
omwalde
schranshoeve
uit
de
Frankische
kolonisatietijd.
De
eerste
woning,
het
Hof
te
Hingen
,
was
een
belangrijk
stenen
buitenverblijf
bij
de
moerassen
waar
de
Schelde
en
Rupel
samenvloeiden.
Hingene,
dat
eerst
deel
uit
had
gemaakt
van
het
domein
van
Rumst
,
werd
in
1535
verkocht
aan
het
huis
Oranje-Nassau
.
In
1556
is
er
sprake
van
de
verkoop
van
"
een
stynen
huys
en
hoff
mette
andere
huysingen
van
schueren
stallen
ende
andersins
daerop
staende
"
van
rentmeester
Thibault
Barradot
aan
ridder
Dierick
van
de
Werve
.
De
aankoop
van
het
huis
werd
gevolgd
door
verbouwingswerken,
maar
een
financiële
tegenslag ten gevolge van een overstroming in 1592 dwong de nieuwe eigenaar ertoe het huis in 1608 te verkopen aan
Conrard Schetz
.
Intussen
had
Melchior
Schetz
of
Schetzenberg
de
heerlijkheid
Hingene
in
1560
verworven
en
onmiddellijk
terug
doorverkocht
aan
zijn
broer
Gaspar
,
de
heer
van
Grobbendonk,
welke
gehuwd
was
met
Catharina
van
Ursel
.
Het
is
hun
zoon,
Conrard
Schetz
,
die
vanaf
1617
de
naam
d’Ursel
zou
dragen,
die
de
heerlijkheid
erfde
en
er
in
1608
het
huis
verwierf.
In
de
tweede
verkoopakte
wordt
het
huis
als
volgt
beschreven:
"
eene
groote
schoone
huysinghe
van
plaisancie
rontomme
bewatert
met
een
groot
waeter
ende
optreckende
brugge
",
waarbij
er
tevens
gewag
wordt
gemaakt
van
een
neerhof,
stallingen,
twee
boomgaarden,
een
weg
naar
de
kerk,
meerdere
dreven
beplant
met
eiken
en
van
een
grote
stenen
toren,
verscheidene verdiepingen hoog, die dienst deed als duiventil.
Het
huidige
kasteel
gaat
terug
tot
de
periode
1756-1769,
toen
het
oorspronkelijk
16de-17de
eeuwse
gebouw
grondig
werd
vernieuwd.
Het
is
in
zijn
huidige
vorm
een
typische,
18de-eeuwse
adellijke
zomerresidentie
.
Het
gebouw,
dat
een
zeer
homogene
indruk
maakt,
is
het
resultaat
van
meer
dan
vier
eeuwen
bouwen,
verbouwen
en
aanpassen.
Het
betreft
een
dubbel
omgracht
classicistisch
kasteel
op
een
U-vormig
grondplan,
geflankeerd
door
een
oranjerie
en
omgeven
door
een
uitgestrekt
kasteelpark.
Naast
het
kasteel
omvat
het
domein
twee
toegangspoorten,
waarvan
één
nog
met
een
wachthuisje
uit
de
18de
eeuw
(
Vleminckstraat
),
poortpijlers
met
bekronende
siervazen
(
oosthoek
in
W.
d’Urselstraat
),
de
toegangsbrug,
het
zogenaamde
'
Laathof
'
dat
deels
opklimt
tot
de
17de
eeuw,
alsook
het
'
schildershuis
'
uit
de
19de
eeuw.
Ook
de
Casteleyn
behoorde vroeger als paardenstalling tot het domein. Vanaf de 20ste eeuw werd het gebouw gebruikt als wasserij, strijkerij en portierswoning.
De
evolutie
van
het
park
verliep
als
volgt.
Het
16de-eeuwse
domein
was
een
typisch
laatmiddeleeuws
buitengoed
met
in
de
eerste
plaats
een
economisch-agrarische
waarde.
In
de
daaropvolgende
eeuwen
nam
de
siertuin
een
steeds
belangrijker
plaats
in
en
werd
het
geheel
in
een
bepaalde
stijlvorm
gegoten:
de
renaissancetuin
in
de
17de
eeuw,
een
typisch
Franse
tuin
in
een
barok
ontwerp
rond
het
‘vernieuwde’
kasteel
uit
1713-1714,
een
op
het
classicisme
geënte
heraanleg
naar
ontwerp
van
Servandoni
in
de
jaren
1760
en
tenslotte
een
Engels
geïnspireerde
landschapstuin
mét
behoud
van
een
aantal
beeldbepalende,
structurele
elementen
uit
de
voorgaande
fasen,
getekend
door
de
Duitse
landschapsarchitect
Keilig
in 1883.
Het
parkgedeelte
voor
het
kasteel
werd
in
1981
heraangelegd
als
Franse
tuin.
Ten
noorden
van
het
kasteel
en
net
tegen
de
Scheldedijk,
ligt
'De
Notelaer',
een
classicistisch
paviljoen
met
zicht
op
de
Schelde
en
haar
buitendijkse
gebieden
(schorren
en
rietland)
dat
via
de
'Notelaerdreef'
in
verbinding
staat
met
het
kasteel.
Het
werd
met
recuperatie
van
materiaal
van
het
afgebroken
kasteel
van
d’Ursel
in
Hoboken
opgetrokken
in
de
periode
van
1791
tot
1794
en
wordt
omgeven
door
het
voormalige
jachtgebied
van
de
graaf.
De
aanleg
van
het
gehele
domein,
met
een
kasteelpark,
parkbossen,
dreven
en
bijhorend
jachtgebied
zijn
de
getuigen
van
diverse
tuinarchitectonische
stijlen
die
dateren
van
de
16de
eeuw
tot
vandaag.
Sinds
het
kasteel
in
beheer
is
door
het
Provinciebestuur
wordt
stilaan
het
achterstallig
onderhoud
dat
een
bedreiging
vormde
voor
het
behoud
van
de
intrinsieke
waarden
van
dit
landschap,
weggewerkt.
Zo
werd
het
schildershuis
ofwel
het
Atelier
van
Antonine
De
Mun
,
gerestaureerd
tot
een
stijlvol
vakantiehuisje.
De
provincie
Antwerpen
maakte
hiervoor
€595.000,00
voor
vrij.
In
september
2018
werden
de
eerste
gasten
verwelkomt,
maar
in
december
van
dat
jaar
liep
het
al
compleet
mis.
“De
waterafvoer
van
één
van
de
douches
werd
tijdens
de
verbouwingswerken
niet
aangesloten
op
de
riolering.
Het
water
hoopte
zich
op
in
de
kelder,
waar
ook
bad-
en
slaapkamers
waren
ingericht.
Er
was
flink
wat
schade,
zo
ging
onder
andere
een
deel
van
de
houten
vloerbedekking
stuk.
Er
zat
niets
anders
op
dan
de
vakantiewoning
tijdelijk
weer
te
sluiten en alle reservaties te annuleren”, zei De Vlieger in Het Laatste Nieuws (
artikel van Els Dalemans op dd.18-03-2019
).
Parochiekerk Sint-Stefanus
De
Parochiekerk
Sint-Stefaan
of
Sint-Stefanus
(Stephanus),
een
neogotische
kruisbasiliek,
ligt
ten
zuidwesten
van
het
kasteel.
Ze
werd
opgetrokken
op
het
einde
van
de
19de
eeuw,
doch
met
integratie
van
delen
van
de
oude
kerk
uit
1687.
Hier
bevindt
zich
ook
het
grafmonument
van
de
familie
d’Ursel.
Kerkelijke
geschiedenis
van
Hingene
minstens
opklimmend
tot
1225,
toen
het
patronaat
van
Hingene,
als
hulpkerk
van
Bornem
bevestigd
werd.
Mogelijk
werd
toen
een
kerk
opgericht
ter
vervanging
van
een
kapel
uit
de
10de
eeuw,
opgericht
door
de
bewoners
van
Nattenhaasdonk,
waarvan
de
kerk
meermaals
door
de
Schelde
was
overstroomd.
Nattenhaasdonk
eiste de titel van moederparochie van Hingene op, hoewel ze zelf een dochterkerk van Bornem was.
De
oude,
georiënteerde
kerk,
meermaals
aangepast
en
vergroot,
doch
met
toenmalig
uitzicht
van
1687
(volgens
oude
tekeningen
grotendeels
in
barokstijl),
werd
gesloopt
in
1898,
met
uitzondering
van
de
toren,
het
koor
en
een
deel
van
de
kruisbeuk.
Nieuwe
kerk
met
integratie
van
de
oude
elementen,
naar
ontwerp
van
J.
Caluwaers
van
1894. Eerstesteenlegging 5/12/1898. In gebruik vanaf 1900. Kerk ingewijd in 1906.
Tegen
de
koorsluiting
eclectisch
funerair
monument
van
de
familie
d'Ursel
naar
ontwerp
van
J.
Caluwaers,
volgens
plannen
van
1903,
1904
en
1907.
Verleent
toegang
tot
de
familiegrafkelder.
Na
de
afschaffing
van
het
brigittenklooster
in
Hoboken,
liet
Wolfgang
Willem
d'Ursel
(1750-1804)
in
1784
een
grafkelder
bouwen
achter
de
Onze-Lieve-Vrouwekerk
van
Hoboken
voor
de
resten
zijner
voorouders,
die
tot
dan
in
het
klooster
begraven
waren.
Naderhand
overgebracht
naar
Hingene.
Rechthoekige
constructie
van
baksteen
met
verwerking
van
arduin
en
koepelvormige
bekroning;
centraal
wapenschild
van
de
familie
d'Ursel.
Parochiekerk Sint-Margaretha
Noord-zuid-georiënteerde,
neoclassicistische
kerk
met
omringend
en
door
taxus
omhaagd
kerkhof.
Nieuwe
uitbreiding
van
het
kerkhof
ten
zuidwesten,
met
Lourdesgrot
in
het
zuiden,
ter
ere
van
het
25-jarig
priesterschap
Z.E.H.
Meeûs,
11/9/1960;
Onze-Lieve-Vrouwebeeld
door
E.
Nootens.
Links
voor
de
kerk:
Heilig
Hartbeeld,
gesigneerd
C.
Van
De
Capelle
van
1928,
op
arduinen
sokkel,
gesigneerd
Praille
Londerzeel;
rechts
monument
der
gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog.
Na
de
afschaffing
van
de
parochie
Nattenhaasdonk
in
1801
en
de
verdere
teloorgang
ten
gevolge
van
de
zware
dijkbreuk
van
1825,
kreeg
het
hoger
gelegen
Wintam
uiteindelijk
gunstig
advies
voor
een
eigen
kerk,
pastorie
en
school.
Eerstesteenlegging
van
een
neoclassicistische
kerk
naar
ontwerp
van
F.
Drossaert
op
29/5/1828.
Het
puin
van
de
kerk
van
Nattenhaasdonk
werd
verwerkt
in
de
funderingen.
Houten
overdekking
van
de
zijbeuken
vervangen
door
bakstenen
gewelven
in
1856-1857.
Op
aanraden
en
naar
ontwerp
van
de
provinciale
architect
J.
Schadde
werd
het
gewelf
van
de
middenbeuk
omwille
van
instortingsgevaar
afgebroken
en
gereconstrueerd
in
1858.
Bedaking
zwaar
beschadigd
door
een
orkaan
in
1859;
omwille
van
de
stabiliteit
stelde
J.
Schadde
voor
het
dak
te
reconstrueren
met
een
steilere
helling
en
een
nieuwe
toren
te
bouwen;
de
oude
toren
was
immers
te
laag
in
verhouding
tot
het
nieuwe
dak.
Deze
werken,
waarbij
tevens
de
hele
voorgevel
werd
gesloopt
en
naar
voor
gebracht
(zie
bouwnaad),
werden
uitgevoerd
naar
ontwerp
van de provinciale architect J. Schadde in 1862-1863.
Parochiekerk Sint-Lambertus
De
Sint-Lambertuskerk,
gelegen
op
een
lichte
verhevenheid
op
de
hoek
van
de
Richard
Caluwaertsstraat
en
de
Desiré
Van
Hoomissenstraat,
is
een
classicistisch
zaalkerkje
uit
1778-1779
met
een
ingebouwde
laatgotische
westtoren,
omringd
door
een
ommuurd
kerkhof.
Door
zijn
verheven
ligging
troont
het
classicistische
zaalkerkje
als
het
ware
te
midden
van
het
eertijds
economisch
zeer
bedrijvige
Eikevliet,
een
gehucht
van
Hingene
dat
ontstond
door
zijn
specifieke
ligging
aan
een
meander
van
de
Vliet.
Deze
enigszins
geïsoleerde
woonkern
bezat
van
oudsher
een
eigen
kapel,
die
onder
meer
na
de
godsdienstperikelen
van
de
16de
eeuw
werd
heropgebouwd.
De
huidige
kerk
dateert
van
1778-1779,
maar
behield
een
laatgotische
toren.
Het
gaaf
bewaarde
ensemble
bestaat
uit
een
sober
classicistisch
zaalkerkje
met
de
traditionele inplanting van het kerkhof rondom de kerk.
De
oude
kapel
van
Eikevliet
werd
vernield
tijdens
de
godsdiensttroebelen
van
de
16de
eeuw
en
werd
kort
nadien
heropgebouwd.
Na
afbraak
van
de
kapel
startte
de
bouw
van
de
huidige
Sint-Lambertuskerk
op
kosten
van
de
abdij
van
Affligem,
die
de
plaatselijke
tienden
ontving;
de
eerstesteenlegging
vond
plaats
op
5
juni
1778,
de
inwijding
van
de
kerk
op
7
oktober
1779).
In
1876
werd
een
sacristie
opgetrokken
naast
het
koor,
naar
ontwerp
uit
1874
van
Leonard
Blomme
(1840-1918).
In
1842
volgde
een
erkenning
als
parochie,
afhankelijk
van
Puurs.
De
buitengevels
van
de
kerk
werd
in
2000
grondig
gerenoveerd.
In
2008
werd
de
restauratie
van
het
interieur
beëindigd.
Een
eerste
afbeelding
van
de
kapel
van
het
gehucht
Eikevliet
dateert
uit
1773.
Omheen
de
kapel
is
een
groen
ingekleurde
zone
ingetekend.
Vermoedelijk
is
het
terrein
dan
nog
geen
kerkhof.
Een
voetpad
loopt
van
noordoost
naar
zuidwest
over
het
terrein.
Een
meer
gedetailleerde
afbeelding
dateert
uit
1792.
De
situatie
wordt
bevestigd
door
de
Ferrariskaart
en
een
figuratieve
kaart
uit
1793.
Beide
kaarten
bevestigen
dat
op
dat
ogenblik
de
oostelijke
zijde
van
het
kerkhof
afgeboord
is
met
een
bomenrij.
Aan
de
straatzijde
wordt
geen
muur
aangeduid.
De
wegel,
tegen
1793
mogelijk
een
volwaardige
weg,
loopt
nog
steeds
over
het
kerkhof.
De
kaart
van
1793
vermeldt
duidelijk
‘Kercke
van
Eyckevliet’
waardoor
er
tevens
een
kerkhof
mag
verwacht
worden.
Op
dat
ogenblik
geeft
ook
ten
oosten
een
weg
uit
op
het
kerkhof.
De
Atlas
der
Buurtwegen
uit
1840
toont een muur als afsluiting met de rijweg.
Bron(nen):
Agentschap Onroerend Erfgoed 2022: Polder en kasteel van Hingene [online]
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135356
Agentschap Onroerend Erfgoed 2022: Parochiekerk Sint-Lambertus met ommuurd kerkhof [online]
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/2026
Agentschap Onroerend Erfgoed 2022: Hingene [online]
https://id.erfgoed.net/themas/13508
Agentschap Onroerend Erfgoed 2022: Parochiekerk Sint-Stefaan met kerkhof [online]
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/1998