DORP IN DE GEMEENTE HINGENE
Hingene-centrum (Wijk A)
De naamsverklaring
De
naamsverklaring
voor
de
benaming
Hingene
is
niet
zomaar
met
de
nodige
zekerheid
te
klaren.
Hierover
bestaan
verschillende
denkpistes.
Sommigen
beweren
dat
het
van
‘eng’
(smal)
komt.
Ook
schreef
men
vroeger
Henghene
,
Hengene
,
Enghen
.
In
de
tijd
dat
de
Schelde
nog
niet
omgeven
was
met
dijken
en
het
water
de
vrije
hand
had
op
de
omgeving,
moet
de
plaats
waar
het
dorp
gebouwd
werd,
betrekkelijk
eng
of
smal
geweest
zijn.
Van
‘eng’
of
‘enge’
kwam
mettertijd
‘ing’
,
‘inge’
,
‘ingen’
en
‘ingene’
,
later
‘hing’
,
‘hingen’
en
‘hingene’
.
In
de
11e
en
12e
eeuw
schreef
men
in
de
Latijnse
taal
Hinquem
,
ook
Hinkem
,
Hingen
en
Hingen
.
Vanaf
de
13e
eeuw
schreef
met
Hinghene
.
In
de
17e
eeuw
kwam
men
ook
Hinghem
,
Hingen
en
Hinghen
tegen.
Op
de
kaart
van
Sanderus
en
op
de
oude
schepenzegel
staat
Hinghen
.
Ook
werden
de
schrijfwijzen
Hynghene
en
Hyngene
ook
gehanteerd.
De
Fransen,
die
soms
onze
contreien
teisterden,
schreven
omstreeks
het
einde
van
de
18e
eeuw:
La
commune
d’Inghem
,
d’Angen
,
d’Engene
.
Dan
had
je
ook
nog
een
ignorante ambtenaar maakte er zelfs
Enghel
van.
Andere
onderzoekers
zijn
van
mening
dat
de
benaming
van
Hingene
voortkomt
van
‘inge’
,
dat
“
droog
land
”
of
“
watervrije
plaats
”
zou
betekenen.
Of
de
uitgang
gene
een
veranderde
schrijfwijze
is
van
‘gheym’
,
‘ghem’
of
‘ghen’
,
of
door
verkorting
‘heim’
,
‘hem’
,
‘am’
,
‘om’
,
‘en’
,
van
het
oud-
Duitse
‘heym’
,
in
het
Engels
‘ham’
,
waardoor
er
eerder
een
kleine
bewoonde
plaats
zou
betekenen.
Zulke
kleine
plaatsen
werden
in
het
Frans
‘hameau’
genoemd,
wat
gehucht
betekend.
Aangezien
alle
dorpen
in
hun
ontstaan
kleine
bewoonde
plaatsen
zijn
geweest,
moet
men
niet
verwonderd
zijn
dat
ze
zoveel
eindigen
op
‘en’
of
‘hem’
.
Wil
men
nu
dat
‘ing’
de
betekenis
heeft
van
“droogte”,
dan
zou
Hingene
“
droge
plaats
”
betekenen. Als men het op de eerste verklaring houdt dan betekend dit “enge” of “smalle plaats”.
Domein d’Ursel
Het
domein
d'Ursel
werd
reeds
in
1120
vermeld
als
omwalde
hoeve.
Mogelijk
klimt
het
zelfs
op
tot
een
omwalde
schranshoeve
uit
de
Frankische
kolonisatietijd.
De
eerste
woning,
het
hof
te
Hingen,
was
een
belangrijk
stenen
buitenverblijf
bij
de
moerassen
waar
de
Schelde
en
Rupel
samenvloeiden.
Hingene,
dat
eerst
deel
uit
had
gemaakt
van
het
domein
van
Rumst,
werd
in
1535
verkocht
aan
het
huis
Oranje-Nassau.
In
1556
is
er
sprake
van
de
verkoop
van
"een
stynen
huys
en
hoff
mette
andere
huysingen
van
schueren
stallen
ende
andersins
daerop
staende"
van
rentmeester
Thibault
Barradot
aan
ridder
Dierick
van
de
Werve.
De
aankoop
van
het
huis
werd
gevolgd
door
verbouwingswerken,
maar
een
financiële tegenslag ten gevolge van een overstroming in 1592 dwong de nieuwe eigenaar ertoe het huis in 1608 te verkopen aan Conrard Schetz.
Intussen
had
Melchior
Schetz
of
Schetzenberg
de
heerlijkheid
Hingene
in
1560
verworven
en
onmiddellijk
terug
doorverkocht
aan
zijn
broer
Gaspar,
de
heer
van
Grobbendonk,
welke
gehuwd
was
met
Catharina
van
Ursel.
Het
is
hun
zoon,
Conrard
Schetz,
die
vanaf
1617
de
naam
d’Ursel
zou
dragen,
die
de
heerlijkheid
erfde
en
er
in
1608
het
huis
verwierf.
In
de
tweede
verkoopakte
wordt
het
huis
als
volgt
beschreven:
"eene
groote
schoone
huysinghe
van
plaisancie
rontomme
bewatert
met
een
groot
waeter
ende
optreckende
brugge",
waarbij
er
tevens
gewag
wordt
gemaakt
van
een
neerhof,
stallingen,
twee
boomgaarden,
een
weg
naar
de
kerk,
meerdere
dreven
beplant
met
eiken
en
van
een
grote
stenen
toren,
verscheidene verdiepingen hoog, die dienst deed als duiventil.
Het
huidige
kasteel
gaat
terug
tot
de
periode
1756-1769,
toen
het
oorspronkelijk
16de-17de
eeuwse
gebouw
grondig
werd
vernieuwd.
Het
is
in
zijn
huidige
vorm
een
typische,
18de-eeuwse
adellijke
zomerresidentie.
Het
gebouw,
dat
een
zeer
homogene
indruk
maakt,
is
het
resultaat
van
meer
dan
vier
eeuwen
bouwen,
verbouwen
en
aanpassen.
Het
betreft
een
dubbel
omgracht
classicistisch
kasteel
op
een
U-vormig
grondplan,
geflankeerd
door
een
oranjerie
en
omgeven
door
een
uitgestrekt
kasteelpark.
Naast
het
kasteel
omvat
het
domein
twee
toegangspoorten,
waarvan
een
nog
met
wachthuisje
uit
de
18de
eeuw
(Vleminckstraat),
poortpijlers
met
bekronende
siervazen
(oosthoek
in
W.
d’Urselstraat),
de
toegangsbrug,
het
zogenaamde
'Laathof'
dat
deels
opklimt
tot
de
17de
eeuw,
alsook
het
'schildershuis'
uit
de
19de
eeuw.
Ook
de
Casteleyn
behoorde vroeger als paardenstalling tot het domein. Vanaf de 20ste eeuw werd het gebouw gebruikt als wasserij, strijkerij en portierswoning.
De
evolutie
van
het
park
verliep
als
volgt.
Het
16de-eeuwse
domein
was
een
typisch
laatmiddeleeuws
buitengoed
met
in
de
eerste
plaats
een
economisch-agrarische
waarde.
In
de
daaropvolgende
eeuwen
nam
de
siertuin
een
steeds
belangrijker
plaats
in
en
werd
het
geheel
in
een
bepaalde
stijlvorm
gegoten:
de
renaissancetuin
in
de
17de
eeuw,
een
typisch
Franse
tuin
in
een
barok
ontwerp
rond
het
‘vernieuwde’
kasteel
uit
1713-1714,
een
op
het
classicisme
geënte
heraanleg
naar
ontwerp
van
Servandoni
in
de
jaren
1760
en
tenslotte
een
Engels
geïnspireerde
landschapstuin
mét
behoud
van
een
aantal
beeldbepalende,
structurele
elementen
uit
de
voorgaande
fasen,
getekend
door
de
Duitse
landschapsarchitect Keilig in 1883.
Het
parkgedeelte
voor
het
kasteel
werd
in
1981
heraangelegd
als
Franse
tuin.
Ten
noorden
van
het
kasteel
en
net
tegen
de
Scheldedijk,
ligt
'De
Notelaer',
een
classicistisch
paviljoen
met
zicht
op
de
Schelde
en
haar
buitendijkse
gebieden
(schorren
en
rietland)
dat
via
de
'Notelaerdreef'
in
verbinding
staat
met
het
kasteel.
Het
werd
met
recuperatie
van
materiaal
van
het
afgebroken
kasteel
van
d’Ursel
in
Hoboken
opgetrokken
in
de
periode
van
1791
tot
1794
en
wordt
omgeven
door
het
voormalige
jachtgebied
van
de
graaf.
De
aanleg
van
het
gehele
domein,
met
een
kasteelpark,
parkbossen,
dreven
en
bijhorend
jachtgebied
zijn
de
getuigen
van
diverse
tuinarchitectonische
stijlen
die
dateren
van
de
16de
eeuw
tot
vandaag.
Sinds
het
kasteel
in
beheer
is
door
het
Provinciebestuur
wordt
stilaan
het
achterstallig
onderhoud
dat
een
bedreiging
vormde
voor
het behoud van de intrinsieke waarden van dit landschap, weggewerkt.
Parochiekerk Sint-Stefanus
De
Parochiekerk
Sint-Stefaan
of
Sint-Stefanus
(Stephanus),
een
neogotische
kruisbasiliek,
ligt
ten
zuidwesten
van
het
kasteel.
Ze
werd
opgetrokken
op
het
einde
van
de
19de
eeuw,
doch
met
integratie
van
delen
van
de
oude
kerk
uit
1687.
Hier
bevindt
zich
ook
het
grafmonument
van
de
familie
d’Ursel.
Kerkelijke
geschiedenis
van
Hingene
minstens
opklimmend
tot
1225,
toen
het
patronaat
van
Hingene,
als
hulpkerk
van
Bornem
bevestigd
werd.
Mogelijk
werd
toen
een
kerk
opgericht
ter
vervanging
van
een
kapel
uit
de
10de
eeuw,
opgericht
door
de
bewoners
van
Nattenhaasdonk,
waarvan
de
kerk
meermaals
door
de
Schelde
was
overstroomd.
Nattenhaasdonk
eiste
de
titel
van
moederparochie
van
Hingene
op,
hoewel
ze
zelf
een dochterkerk van Bornem was.
De
oude,
georiënteerde
kerk,
meermaals
aangepast
en
vergroot,
doch
met
toenmalig
uitzicht
van
1687
(volgens
oude
tekeningen
grotendeels
in
barokstijl),
werd
gesloopt
in
1898,
met
uitzondering
van
de
toren,
het
koor
en
een
deel
van
de
kruisbeuk.
Nieuwe
kerk
met
integratie
van
de
oude
elementen, naar ontwerp van J. Caluwaers van 1894. Eerstesteenlegging 5/12/1898. In gebruik vanaf 1900. Kerk ingewijd in 1906.
Tegen
de
koorsluiting
eclectisch
funerair
monument
van
de
familie
d'Ursel
naar
ontwerp
van
J.
Caluwaers,
volgens
plannen
van
1903,
1904
en
1907.
Verleent
toegang
tot
de
familiegrafkelder.
Na
de
afschaffing
van
het
brigittenklooster
in
Hoboken,
liet
Wolfgang
Willem
d'Ursel
(1750-1804)
in
1784
een
grafkelder
bouwen
achter
de
Onze-Lieve-Vrouwekerk
van
Hoboken
voor
de
resten
zijner
voorouders,
die
tot
dan
in
het
klooster
begraven
waren.
Naderhand
overgebracht
naar
Hingene.
Rechthoekige
constructie
van
baksteen
met
verwerking
van
arduin
en
koepelvormige
bekroning;
centraal wapenschild van de familie d'Ursel.
Bron(nen):
Geschiedenis der Gemeente Hingene; Leopold Mees; 1894
Agentschap Onroerend Erfgoed 2022: Hingene [online]
https://id.erfgoed.net/themas/13508
Agentschap Onroerend Erfgoed 2022: Parochiekerk Sint-Stefaan met kerkhof [online]
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/1998