DORP IN DE GEMEENTE HINGENE
Klein-Mechelen (Wijk D)
Het
gehucht,
Klein
Mechelen
of
Petit
Malines
(zoals
het
in
het
Ancien
régime
genoemd
werd),
behoort
voor
een
klein
gedeelte
tot
de
gemeente
Bornem,
en
grotendeels
tot
de
deelgemeente
Hingene
toe.
Klein-Mechelen
is
vermoedelijk
verwijzend
naar
de
naam
van
een
herberg
of
wellicht
omdat
de
plaats
Mechelen
heette
en
ze
te
onderscheiden
van
de
stad.
Dit
is
alvast
de
theorie
van
Hendrik
Peeters
in
zijn
boek,
Oorsprong
der
namen
van
de
gemeenten
en
gehuchten der Provincie Antwerpen, uit 1892.
Volgens
andere
auteurs,
zoals
Emiel
Buskens
(Mechelen,
de
heerlijke;
p.
62
uit
1947)
zou
Klein-Mechelen,
het
mahal
of
de
vergaderplaats
(meiveld)
van
de
Franken
uit
Klein-Brabant
zijn
geweest,
zoals
Mechelen
dat
was
voor
een
ander
deel
van
Brabant.
Dan
heb
je
nog
oudheidkundige
Bernaerts
die
zegt
dat
het
oud-Vlaamse
woord
Quaed,
klein
betekend,
zodat
Quaed-Mechelen
hetzelfde
zou
zijn
als
Klein-Mechelen,
maar
deze
veronderstelling
is
weinig
aannemelijk.
Wat
de
afkomst
van
de
naam
betreft,
tasten
we
dus
nog
altijd
in
het
duister en sommige theorieën zijn aannemelijker dan de andere.
De
verschillende
historische
schrijfwijzen
voor
Wijk
D
zijn:
Cleyn
Mechelen
(Ferraris
1777)
;
Kleyn
Mechelen
(Vandermaelen
1846-1854;
Popp
1842-1879)
;
Klein
Mechelen
(Atlas
der
Buurtspoorwegen
1841);
Petit
Malines
(Belgische
Topografische
kaart
1873)
;
Klein-Mechelen
(
Militair Cartografisch Instituut 1939-1951
).
Klein-Mechelen
bestond
in
de
vroege
middeleeuwen
voornamelijk
uit
bos,
de
Schaakbossen.
Maar
door
de
steeds
grotere
nood
aan
landbouwgronden, werd het bos steeds kleiner en kleiner tot het plaats had gemaakt voor talrijke vruchtbare akkers.
Tot
het
concordaat
van
1801
vielen
Eikevliet
en
Klein-Mechelen
onder
het
geestelijke
Puurs.
Dat
wil
zeggen
dat
deze
twee
gehuchten
onder
de
Heerlijkheid
(
gemeentelijk
)
Hingene
vielen,
maar
parochiaal
onder
Puurs.
Ondanks
het
protest
van
de
bewoners
uit
Klein-Mechelen,
die
liever
tot
de
parochie Hingene toebehoorden.
Het
Concordaat
van
15
juli
1801
(
officieel
26
Messidor
jaar
IX
van
de
Franse
republikeinse
kalender
)
werd
afgesloten
tussen
paus
Pius
VII
en
Napoleon
Bonaparte
(in
zijn
hoedanigheid
van
eerste
consul
van
de
Franse
Republiek).
In
de
in
1795
geannexeerde
Zuidelijke
Nederlanden,
waar
sinds
1798
spontane
haarden
van
volksopstand
uitbraken,
bekend
onder
de
naam
Boerenkrijg
,
koos
de
geestelijkheid
overwegend
de
kant
van
de
opstandelingen.
De voornaamste bepalingen waren:
De katholieke godsdienst kon in volle vrijheid worden beleden.
Er zou in onderling overleg een nieuwe indeling komen van bisdommen in Frankrijk (inclusief het geannexeerde België en Rijnland).
De
bisschoppen
moesten
een
eed
van
trouw
aan
de
regering
afleggen.
Daarin
beloofden
ze
alles
wat
nadelig
kon
zijn
voor
de
Staat
te
laten
weten aan de regering.
De bisschoppen zouden de nieuwe diocesen indelen in parochies, met goedkeuring van de regering.
De bisschoppen en pastoors zouden door de Staat bezoldigd worden.
De
paus
verklaarde
uitdrukkelijk
de
afstand
van
de
verkochte
kerkelijke
goederen
te
erkennen
en
de
nieuwe
eigenaars
ervan
nooit
te
benadelen.
Toen,
in
1870
,
de
spoorlijn
Mechelen-Sint-Niklaas-Terneuzen
(spoorlijn
54)
werd
aangelegd,
vreesden
de
Hingenaren
dat
het
schadelijk
zou
zijn
voor
de
omgeving,
maar
de
“
ijzeren
spoorbaan
”
doorloopt
slechts
een
nietig
lapje
Hingene’s
grondgebied,
op
het
gehucht
Klein-Mechelen.
Daardoor werd een mogelijk protest, tegen deze spoorlijn, in de kiem gesmoord.
Bron(nen):
Geschiedenis der Gemeente Hingene; Leopold Mees; 1894