DORP IN DE GEMEENTE HINGENE
Nattenhaasdonk (Gehucht Wijk B3)
Naamsverklaring
Nattenhaasdonk
is
samengesteld
uit
nat,
haas
en
donk.
De
naamverklaring
van
dit
woord
wordt
zeer
verschillend
omschreven
wat
betreft
de
lettergreep
haas.
Over
de
eerste
greep
bestaat
er
geen
twijfel:
nat
betekent
hetzelfde
als
het
Franse
humide.
Wij
kunnen
alsnog
geen
vrede
nemen
met
wat
Peeters
verklaard
over
het
feit
dat
het
geleend
is
van
de
familie
Nat,
Nats
of
Natten.
Er
valt
aan
te
merken
dat
het
hoedanigheidswoord
'nat'
niet
altijd
in
de
samenstelling
van
deze
plaatsnaam
is
voorgekomen.
We
besluiten
dat
'Natten'
een
voorvoegsel
is,
waarvan
men
zich
eindelijk
bediende,
om
een
onderscheid
te
maken
met
Haasdonk
in
Vlaanderen.
Dit
dorp
lag
niet
zo
ver
van
Nattenhaasdonk.
De
verklaringen
van
donk
zijn:
land,
aarde,
heuvel,
hoogte,
laagte,
moeras,
bemeste
grond,
huis.
Men
merkt
dat
er
tussen
deze
woorden
een
groot
verschil
in
betekenis.
Dingen
of
dungen,
werd
verstaan
als
bemesten
bij
de
Oude
Germanen.
De
Hoog-Duitsers
gebruiken
dit
woord
nog
in
de
vorm
van
dungen.
Van
dingen
of
dungen komt dunck, donck, donk.
Het
woorddeel
'haas'
werd
op
verschillende
wijzen
geschreven.
In
1030
schreef
men,
volgens
oude
gedenkstukken,
Havequesdonck
;
in
1050
tot
1181
Havelesdunc
en
Havekesdunc
;
in
1121
ook
Havechedunc
;
in
1190
Haversdonck
;
in
1208
Havesdunc
;
in
1211
Hafverdunc
;
in
1213
Hosendunc
;
in
1217
Havexdonc
;
in
1246
Hosdonc
;
in
1298
Avesdonck
;
in
1299
Havesdonck
;
in
1306
Havixdonc
;
in
1330
Havesdonc
;
in
1524
Haupdonck
;
in
1575
Haexdonck
,
enz.
…
te
lang
om
alle
schrijfwijzen
te
vermelden.
Deze
verschillende
schrijfwijzen
zeggen
genoeg, dat de betekenis van 'haas' bijna niet te verklaren is.
Nattenhaesdonck
,
zoals
wij
het
laatst
in
een
werk
aantroffen,
zou
ons
tot
het
denkbeeld
kunnen
brengen,
dat
'haas'
een
verbastering
is
van
'hars'
(résine).
De eerste bewoners
De
eerste
mensen
waren
waarschijnlijk
vissers,
alleen
al
omdat
het
oeverbewoners
waren,
maar
zullen
waarschijnlijk
op
de
hoger
gelegen
gronden
aan
landbouw
hebben
gedaan.
Vondsten
van
Gallo-Romeinse
munten
wijzen
erop
dat
er
al
heel
wat
bewoning
in
de
streek
aanwezig
was.
Nattenhaasdonk zou reeds in 4e eeuw permanent bewoond geweest zijn en is alleszins de oudste woonkern op het grondgebied Hingene.
Parochie Nattenhaasdonk of Havekesdunc
Volgens
de
akte
van
Wenemaar
uit
1100
blijkt
dat
het
Land
van
Bornem
twee
afhankelijke
parochies
heeft:
Nattenhaasdonk
en
Hingene
.
Tijdens
die
periode
en
nog
lang
daarna
is
Nattenhaasdonk
belangrijker
dan
Hingene.
Nattenhaasdonk
was
een
hulpparochie
van
Bornem,
maar
fungeerde
op zijn beurt als moederparochie voor Hingene.
De
parochie
Nattenhaasdonk
was
door
haar
ligging
aan
de
Rupel
een
zeer
belangrijke
handels-
en
strategische
plaats.
In
een
oorkonde
uit
1487,
uitgevaardigd
door
Maximiliaan
van
Oostenrijk,
kunnen
we
bevestigen
dat
de
kerk
van
Nattenhaasdonk
als
moederkerk
voor
de
kerk
van
Hingene
fungeerde.
Het
is
ook
geweten
dat
de
parochie
Nattenhaasdonk
afhing
van
de
parochie
uit
het
Land
van
Bornem.
Diezelfde
oorkonde
verplichtte
de
gemeentelijke
overheid
de
officiële
bekendmakingen
en
verordeningen
eerst
in
de
kerk
van
Nattenhaasdonk
en
pas
daarna
in
de
kapel
te
Hingene mee te delen.
Bijkomende
onrechtstreeks
bewijs
vormt
ook
nog
de
interpretatie
van
twee
oorkonden
uit
1190
en
1198.
Daarin
wordt
de
naam
van
Haasdonk
steeds
vermeld
vóór
die
van
Hingene,
en
ook
bij
de
ondertekening
figureert
de
handtekening
van
de
pastoor
van
Nattenhaasdonk
vóór
die
van
Hingene.
De
kapel
van
Hingene
werd
trouwens
opgericht
door
de
inwoners
van
Nattenhaasdonk
zelf,
na
één
van
de
zoveelste
overstromingen
die
de parochie hebben geteisterd. De mensen moesten hun zondagsplicht immers nakomen.
In
1664
bij
gelegenheid
van
een
lang
aanslepend
rechtsgeding
tussen
de
parochies
Hingene
en
Nattenhaasdonk,
omtrent
de
betwisting
van
voorrechten
tussen
beide
kerken,
haalt
de
pastoor
van
Nattenhaasdonk
een
brief
aan
van
Wenemaar,
kastelein
van
Gent
en
heer
van
Bornem
(1088-1138);
daarin
is
sprake
van
de
aanstelling
door
zijn
grootvader
van
een
priester
te
Haasdonk.
Hieruit
kan
men
met
zekerheid
besluiten
dat
Nattenhaasdonk
een
eigen
kerk
had
in
de
eerste
helft
van
de
11e
eeuw.
Echter
maakte
de
slechte
ligging
de
parochie
van
Nattenhaasdonk
snel
arm,
door
overstromingen
en
oorlogen.
Met
de
tijd
werd
de
parochie
minder
belangrijk
en
won
Hingene
aan
prestige
en
belang,
evenals
de
parochie
Sint-Stefanus.
Dit
was
te
danken
aan
de
heren
Schetz
en
Van
Ursel.
Ondanks
dat
hun
kerk
meermaals
werd
verwoest
door
natuurkrachten
en
soldaten,
bleven
de
inwoners
verkleefd
aan
hun
bakermat.
Toch
konden
de
parochianen
van
Nattenhaasdonk-Wintam
deze
achteruitgang
moeilijk
verkroppen
en
het
kwam
geregeld
tot
botsingen
tussen
de
twee
parochies.
De
geestelijken
waren
hierbij
de
grootste
aanstokers.
Het
gevolg
was
dat
de
kerk
van
Nattenhaasdonk
voortaan
werd
bestempeld
als
kapel
en
een
kapelaan
of
onderpastoor
zou
daar
de
dienst
doen.
In
Hingene
werd
de
status
van
kerkparochie
behouden.
De
grote
onenigheid
was
ook
een
indirect
gevolg
van
het
feit
dat
elke
parochie
toebehoorde
aan
een
ander
bisdom.
Zo
behoorde
de
parochie
Nattenhaasdonk-Wintam
,
net
als
die
van
Eikevliet
,
tot
het
aartsbisdom
Mechelen
,
terwijl
Hingene
behoorde
tot
het
bisdom
Gent
.
Pas
ten
gevolge
van
het
concordaat
van
1801
,
gesloten
tussen
Napoleon
I
en
paus
Pius
VII
,
kwam
de
parochie
van
Hingene
ook
onder
het
aartsbisdom
Mechelen
te
vallen.
Het
kwam
zelfs
zo
ver
dat
men
grenspalen
sloeg
om
de
parochiegrenzen
aan te geven.
De
16e
eeuw
bracht
voor
Nattenhaasdonk
veel
tegenspoed.
In
1566
werd
de
kerk
volledig
verwoest
door
de
Spanjaarden
en
ook
de
pastorij
bleef
niet
gespaard.
De
stenen
werden
gebruikt
voor
het
bouwen
van
het
fort
Sint
Margriet
aan
de
monding
van
de
Rupel
in
de
Schelde.
Pas
veel
later
werd
de
wederopbouw
aangevat
in
1603
begon
men
aan
een
nieuwe
toren,
in
1610
aan
het
koor
en
in
1616
werd
de
beuk
gebouwd.
Deze
periode
moet
ervoor
gezorgd
hebben
dat
Hingene,
Nattenhaasdonk
definitief
voorbijstak;
menig
pastoor
te
Nattenhaasdonk
gaf
toen
zijn
bediening op wegens een armoedig bestaan. De pastoors van Hingene werden vanaf
1599
deservitor
(
waarnemend pastoor
) te Nattenhaasdonk.
Pastoors van de parochie Nattenhaasdonk
•
Alexander Van Heycken (1504)
•
Gerardus Van Schellebroeck (1599-1602)
•
Jan Bailliu
•
Godefridus Pontani (1604)
•
Judocus De Blieck (1616-1619) - deservitor
•
Petrus De Vryer (1619-1642) - deservitor
•
Walter Van Mauden (1618)
•
Gabriël Rondinet (1642-1662)
•
De Vos
•
Ambroos Laché (1665)
•
Mehauden (1726)
•
Willem
Huveneer:
''Willem
Huveneers
werd
geboren
in
Aarschot
in
1751
en
overleed
in
Wintham
in
1806.
Hij
was
pastoor
in
Nattenhaasdonk.
Tijdens de Boerenkrijg was hij aalmoezenier van de brigands.''
Stormvloed van 1825
Het
was
de
stormvloed
van
1825
die
een
einde
maakte
aan
de
parochie
Nattenhaasdonk.
Deze
overstroming,
die
weken
lang
de
helen
omgeving
blank
zette,
was
het
einde
van
het
kerkelijk
Nattenhaasdonk.
De
inwoners
van
het
nabij
gelegen
Wintam
hadden
in
het
verleden
reeds
verschillende
inspanningen
gedaan
om
een
eigen
kerk
te
bekomen.
Bij
KB
van
1827
werd
er
toestemming
gegeven
voor
het
bouwen
van
een
nieuwe
kerk
op
de
kouter
te
Wintam.
De
eerste
steen
werd
gelegd
op
29
mei
1828.
De
toren
kwam
er
pas
in
1862.
Het
barok
meubilair
is
afkomstig
uit
de
kerk
van
Nattenhaasdonk.
De
nieuwe
kerk
werd
toegewijd
aan
de
Heilige-Drievuldigheid
en
aan
Sint-Margaretha
die
voorheen
patrones
van
Nattenhaasdonk was.
Fort Sint-Margaretha
In
1566,
onder
Spaanse
heerschappij,
werd
de
kerk
van
Nattenhaesdonck
totaal
verwoest
en
met
de
bruikbare
grondstoffen
werd
het
fort
Sint-
Margaretha gebouwd. Niet lang daarna bouwden de Nattenhaesdonckenaars een nieuwe kerk.
Afstammelingen
De inwoners van Hingene én Wintam, en waarschijnlijk ook de inwoners van Eikevliet, zijn de kinderen van Nattenhaesdonck.
Bron(nen):
Van Eycke tot Eikevliet; Danny Polfliet
Geschiedenis der Gemeente Hingene; Leopold Mees; 1894
Hoeve Hof van Nattenhaesdonck
In
de
jaren
1930
aangepast,
onder
meer
in
twee
gesplitst,
overblijfsel
van
het
eertijds
omgrachte
"Hof
van
Nattenhaesdonck",
modo
"Nethof",
volgens
J.
Verbesselt
teruggaand
tot
een
feodale
motte
nabij
de
Rupelmonding.
Een
oorkonde
van
1662
getuigt
van
verscheidene
onderhoudswerken
door
Martinus
Huion,
meestermetser.
Verwijzingen
naar
de
oude
kern
vinden
we
onder
meer
in
de
lange
muurankers,
de
zware
keldermuren
(volgens
de
bewoner
1.80
meter
dik)
en
de
sporen
van
de
vroegere,
in
1953
gedempte omgrachting in het landschap.
Havesdonckhoeve
De
"Havesdonckhoeve"
(naar
verluidt
opklimmend
tot
de
18de
eeuw,
doch
fel
aangepast
in
de
loop
van
19de
en
20ste
eeuw),
op
initiatief
van
de
Landelijke
Gilde
in
1979
ingericht
als
museum
voor
oud
landbouwalaam
en
volkshuisraad
van
Klein-
Brabant.
In
de
tuin
heropgebouwde
oude
sluis.
Voor
het
museum:
bronzen
beeld
"Donatus
Kwik",
uit
het
boek
"Goudland"
van
H.
Conscience,
naar
ontwerp
van
J.
Mees
(1983), (zie opschrift).
Bron: Inventaris Onroerend Erfgoed