Onderwijs in de gemeente Hingene
G
eschiedenis in een notedop
De
officiële
school,
of
zoals
de
oude
handvesten
luiden,
"het
prochie
schoolhuys
en
dien
effecte
gestelt
aen
den
meulen
van
Wintham"
,
was
bedoeld
om
"de
jonckheyt
soo
van
Haesdonck,
Wintham
als
Eyckevliet
te
leere."
Hier
spreekt
men
van
de
"
jonkheid
",
wat
jeugd
betekent,
van
Hingene.
Tot
omstreeks
het
midden
van
de
18e
eeuw,
en
vele
jaren
daarvoor,
bestond
in
Hingene-dorp
een
vrije
of
zogenaamde
parochieschool
,
die
doorgaans
bestuurd
werd
door
pastoors,
onderpastoors
of
kapellanen.
Slechts
in
de
wintermaanden
werd
er
onderwezen
aan
de
kinderen,
en
dit
kon
jaar
in jaar uit sterk variëren.
Omstreeks
het
midden
van
de
16e
eeuw
hielden
de
pastoors
van
Hingene,
Jan
Sterck
,
en
de
pastoor
van
Nattenhaasdonck,
Jan
Bailliu
,
school
in
hun
beide
parochies.
In
1593
was
Damianus
Van
Roye
schoolmeester
te
Hingene;
hij
genoot
een
jaarwedde
van
26
gulden
(huidige
waarde
ongeveer
572,40
euro).
In
1631
hield
Judocus
Van
Campenhout
er
school
en
ontving
30
gulden
per
jaar
voor
het
onderwijs
aan
de
arme
kinderen.
In
de
tweede
helft
van
de
18e
eeuw
hielden
Jan-Philip
De
Backer
en
na
hem
Peeter-Jacobus
Van
Laeken
zich
bezig
met
het
onderwijs
te
Hingene.
Deze
onderwijzers
werden
vaak,
ook
door
de
schrijver-onderwijzer
Leopold
Mees,
bestempeld
als
vrije
onderwijzers
,
die
gewoonlijk
door de heer van Hingene, hertog d’Ursel, werden benoemd.
De
school
op
de
kouter
van
Wintam
(Koningin
Astridlaan)
werd
opgericht
in
het
jaar
1646
.
De
oprichtingsdatum
van
de
school
kon
men
terugvinden
in
een
betalingsbewijs,
waaruit
blijkt:
"Schepenen
der
parochie
ende
heerlyckheit
van
Hinghene
ordonneren
Joos
Vlamincx,
ontvanger
derzelve
parochie,
te
betaelen
aen
myn
Edele
Heere
graeve
van
Ursel,
de
somme
van
tsestich
guldens
voor
thien
s’jaers
onquytbaeren
cheyns
ter
cause
vande
erfvuytgevinghe
van
den
grondt
waer
oppe
het
parochie
huys
de
schole
is
gebaut,
verschenen
t’zedert
Kersmisse
1646
tot
Kersmisse
1655
beyde
incluz,
zynde
de
leste
betaelinge
gedaen
aen
Huybrecht
De
Munter
tot
Kersmisse
1645,
mits
t’zelve
grondeken
in
zyn
pacht
metten
meulen
alsdoen
was
begrepen."
Deze
documenten
geven
ons
een
uniek
inzicht
in
de
vroege
geschiedenis
van
het
onderwijs
in
Hingene
en
tonen
de
belangrijke
rol
die
lokale
geestelijken en adel speelden in de oprichting en het onderhoud van scholen.
De
eerste
onderwijzer
in
de
nieuwe
school
was
Pieter
Verlinden
.
Echter,
we
mogen
ervan
uitgaan
dat
meester
Verlinden
zeer
weinig
les
gaf,
want
in
de
loop
van
het
jaar
1646
wordt
hij
reeds
in
de
annalen
genoemd
als
"lest
afgegaen
schoelmeestere"
.
Mogelijk
was
hij
enkel
werkzaam
als
hulponderwijzer
onder
het
gezag
van
de
kapellaan-koster-schoolmeester
Jan
Costerus
,
die
in
april
1672
overleed.
Na
Costerus
had
men
de
kapellaan-schoolmeester
Gabriël
Hadock
of
Van
Hadock
,
die
werd
bijgestaan
door
Robertus
Danckaerts
,
koster-kleermaker-schoolmeester.
Hadock,
nauwelijks
in
dienst,
diende
een
klacht
in
bij
de
wethouders
over
een
zekere
Frans
Geylen
,
die
ook
school
hield
in
Wintam.
De
dorpsraad
besloot dat Frans Geylen zijn onderwijspraktijken diende te staken met onmiddellijke ingang.
Kapellaan
Libertus
Jaspaerts
volgde
Hadock
op
als
schoolmeester
en
ontving
van
de
gemeente
40
gulden
per
jaar
voor
het
onderwijs
aan
de
kinderen
van
ouders
"levende
op
den
armendisch"
.
Op
10
april
1720
verscheen
hij
op
de
vierschaar
te
Hingene,
om
de
wethouders
te
spreken
over
de
slechte
staat
van
het
schooldak,
dat
onmogelijk
nog
langer
kon
blijven
liggen,
"door
de
groote
ondicghticheyt
ende
rotheyt
van
de
latten,
etc."
Onze
raadsleden,
die
zeer
bekend
waren
met
de
toestand
en
wisten
hoezeer
het
gebouw
blootgesteld
stond
aan
de
hevige
wind
op
de
verhoogde
koutervlakte,
besloten
dat
men
op
zondag
14
april
1720,
"naer
de
vesperen"
de
herstellingswerken
in
het
openbaar
zou
aanbesteden.
Of
deze
aanbesteding
plaatsvond
of
er
geen
enkel
aanbod
werd
aanvaard,
blijft
onbekend.
Wel
is
het
zo
dat
het
jaar
daarop
nog
geen
enkel
werk
was
verricht
en
het
dak
in
zo'n
erbarmelijke
staat
was
dat
het
water
er
met
bakken
doorliep,
waardoor
het
onmogelijk
was
in
dit
huis
nog
langer
te
verblijven
als
het
regende.
Uiteindelijk
kwam
men
tot
geen
enkele
overeenkomst
voor
herstel
en
de
school
stond
er
vervallen
en
bouwvallig
bij,
totdat
men
het
in
1723
voor
een
termijn
van
drie
achtereenvolgende
jaren
verpachtte,
welke
termijn
begon
te
lopen
half
maart
1724
.
In
de
voorwaarden
van
de
pacht
staat
te
lezen:
"Item
is
conditie
dat
hy
huerder
schole
hiele
gehauden
sal
syn
te
leeren
op
synen
koste
d'arme
kinderen
van
deze
jurisdictie
die
een
billiet
sullen
bringhen
vanden
arm
meester.
Depost
is
noch
conditie
dat
den
meulder
vanden
wintmeulen
alhier
sal
vermoghen
waeter
te
haelen
uuyt
den
steenput
binnen
behoorelycken
daeghe
sonder
contradictie
van
den
huerder.
Pachter
bij
slopslaege
gebleven
aen
Franchois
Cools
de
jonge
van
thien
guldens
tsjaers."
Behalve
de
pachtsom
van
10
gulden
was
de
nieuwbakken
schoolmeester
Cools
nog
gehouden
om
de
jaarlijkse
belasting
van
zes
gulden
aan
de
hertog
te
betalen.
De
gemeente
gaf
nu
de
opdracht
om
de
nodige
herstellingswerken
uit
te
voeren,
waarna
Cools
het
gebouw
ging
bewonen. De pacht deed dienst als school en onderwijzershuis, hetgeen in die tijden vaker het geval was.
In
het
jaar
1736
verhuurde
men
de
school-onderwijzerswoning
aan
Cools
jaar
na
jaar,
onder
de
voorwaarde
dat
hij
de
belasting
en
andere
lasten
betaalde
en
op
zijn
kosten
zorgde
voor
kleine
herstellingen
aan
het
gebouw.
De
onderwijzers
van
toen
waren
zo
toegewijd
aan
hun
beroep
dat
ze
er
geld
bij
legden
en
bovendien
lesgaven
aan
kinderen
van
ouders
die
van
de
openbare
onderstand
(vergelijkbaar
met
ons
huidige
O.C.M.W.)
genoten.
Al
hun
inkomsten
bestonden
uit
het
schoolgeld
van
de
betalende
leerlingen,
dat
een
aanzienlijke
som
kon
zijn,
omdat
er
maar
één
school
was
voor
een
uitgestrekte
gemeente
zoals
Hingene.
Daarnaast
verdienden
zij
bij
met
de
verkoop
van
schoolbenodigdheden.
Frans
Cools
overleed
op
10
april
1753
.
Tijdens
zijn
ziekte
werd
Jan
Steenwegs
als
interim-onderwijzer
aangesteld.
Na
het
overlijden
van
Cools
vroeg
hij
snel
de
openstaande positie van gemeenteonderwijzer aan.
In zijn verzoekschrift aan de hertog van Ursel schreef hij:
“…dat
hij
vijf
successieve
jaeren
als
ondermeester
in
het
leeren
lesen,
schrijven
ende
onderwijsen
de
jonckheijt
in
de
Roomsche
Catholijcke
religie
heeft
geweest
in
de
wijtvermaerde
school
van
Groot-Willebroeck….
Seer
ootmoedelijck
biddende
ten
fine
UE.
meergeseijde
Hoogheijt
aen
sijnen
onderdaen
ende
suppliant
gelieve
te
vergunnen
ende
accorderen
de
vacante
plaetse
van
het
schoolmeesterschap
van
UE.
hoogheijts
jurisdictie
van
Hingene
opde
baten,
proffijten
ende
Emolumenten
gelijck
de
voorgaende
schoolmeesters
de
selve
hebben
genoten
ende
met
interdictie
datter
niemant
in
prejuditie
van
hem
suppliant
de
selve
functie
van
schoolmeester
publicquelijck
en
sal
vermogen
te
exerceren
binnen
Hingene,
Haesdonck,
Wintam
ofte
Eyckervliet
sonder
prealabel consent van syne meergemelde hoogheijt, t’is te gratie."
– Joannes Steenwegs.
De benoeming werd door het college van baljuw, burgemeester en schepenen goedgekeurd en bekrachtigd als volgt:
"Bailliu
Borgemeester
ende
Schepenen
der
parochie
ende
heerelijckhede
van
Hingene
in
aenmerking
nemende
de
doodt
van
Francies
Cools
gewezen
schoolmeester
deze
parochie,
hebben
het
selve
schoolmeesterschap
vande
selde
hunne
parochie
ende
heerelijckhede
geconfereert
aen
Joannes
Steenwegs
omme
by
hem
soo
lange
hij
het
selve
wel
ende
loffelijck
sal
commen
te
exerceren
(bezig
houden)
bedient
te
worde
op
den
voet
ende
prerogativen
(voorrechten)
van
het
parochie
schoolhuijs
gelijck
het
door
den
voornoemden
Francies
Cools
is
gebruijckt
geweest,
mits
bij
hem
Steenwegs
het
selve
parochie
schoolhuys
onderhaudende
van
nootsaeckelijcke
reparatien
ende
betaelende
den
cheijns,
ende
dat
hij
de
kinderen
van
de
gonne
levende
op
den
armendisch
gratis
sal
moeten
leeren,
wel
verstaende
nochtans
dat
hij
de
selve
functie
van
schoolmeester
niet
en
sal
vermogen
te
exerceren
ten
sij
al
vooren
geexamineert
sijnde
soo
bij
den
deken
ofte
aertpriester
van
het
district
annopende
sijn
religie
als
bij
den
officier
principael
annopende
(aangaan(de))
sijn
comportement (gedrag) alles in gevolge haere Majesteit Maria Theresia van Oostenrijk placcaeten op het fait vande schoolmeester geammanneert."
Voorgaande
geschriften
tonen
duidelijk
hoe
de
benoeming
van
een
onderwijzer
in
onze
gemeente
geschiedde.
Er
werd
van
hem
geëist,
zoals
elders
in
het
land,
dat
hij
een
goed
gedrag
had,
een
geloofsbelijdenis
aflegde
voor
de
deken
van
het
district
en
de
eed
deed
om
geen
"ghereprobeerde
oft
suspecte
boecken
noch
anderssins
schadaleux
wesende,
te
sullen
leeren
ofte
voorlesen."
Dit
stond
zo
genoteerd
in
artikel
33
van
de
ordonnantie van
19 mei 1570
.
Een
akte
van
7
juli
1761
leert
ons
dat
de
ooster-
en
zuidergevel
van
de
school
toen
nog
van
leem
gemaakt
waren.
Steenwegs
diende
zijn
klachten
in
bij
de
dorpsraad
over
de
slechte
staat
van
deze
gevels
en
over
de
zolderverdieping,
waar
men
op
sommige
plaatsen
doorheen
kon
trappen.
Uiteindelijk
kreeg
hij
twee
stenen
muren
en
een
nieuwe
zolder.
Deze
werken
werden
in
september
1761
uitgevoerd
en
de
kosten
liepen
op
tot
112
gulden
en
19¼
stuks
(huidige
waarde
ongeveer
1.177,61
euro).
In
1772
kreeg
het
gebouw
een
nieuw
strooien
dak,
samen
met
wat
nodig
metselwerk.
Uiteindelijk
kostten
deze
werken
290
gulden
en
6¾
stuks
(huidige
waarde
ongeveer
2.400,23
euro).
Deze
sommen
werden
betaald
uit
de gemeentekas.
Steenwegs
nam
vrijwillig
ontslag
op
8
november
1769
en
werd
opgevolgd
door
Anthonij
Coomans
,
die
reeds
op
26
oktober
1769
door
Karel,
hertog
van
Ursel
,
was
benoemd.
In
zijn
plaatsaanvraag
lezen
we
dat
hij
reeds
acht
jaar
schoolmeester
was
te
Oppuurs,
maar
woonachtig
was
in
Hingene
en
dagelijks
heen
en
weer
moest
reizen.
Hij
onderwees,
zoals
zijn
voorgangers,
enkel
de
christelijke
leer,
het
lezen
en
schrijven.
In
die
tijd
leerden
de
leerlingen
niet
veel
vakken
op
school,
en
in
1769
was
het
er
nog
niet
beter
op
geworden.
Methoden
en
leermiddelen
ontbraken
gewoonweg.
Het
onderwijs,
als
men
het
zo
mocht
noemen,
was
zeer
eentonig
en
traag.
Leopold
Mees
beschreef
het
in
zijn
boek
als
het
gezang
van
een
koekoek
en
het
nooit
rustende
gejoel
van
de
kleine
bengels,
dat
de
meester
verveelde
tot
hij
er
van
ging
geeuwen.
Af
en
toe
sprong
hij
op
om
een
schelm
met
de
stok
of
de
martinet
(gesel)
een
stevige
afranseling
te
geven.
Er
werd
soms
stevig
op
de
schoolkinderen
geslagen,
zoals
de
boer
op
zijn
graanbundels
slaat.
Dit
kan
overvloedig
bewezen
worden
door
allerlei
gerechtelijke
onderzoeken
en
de
vonnissen
die
op
onze
vierschaar werden geveld.
Wij schrijven hier enkele uittreksels neer:
“
Gillis
Boey
seght
dat
hy
van
den
meester
is
met
syn
hair
vast
gepackt
ende
hem
soodaenigh
heeft
geslaegen
dat
desselfs
rugge
gequetst
was
ende
desselfs
hemde
daerinne
was
geplackt
ende
dat
om
redenen
hij
eenen
andere
jongen
eene
lap
heeft
toegebracht,
den
gonnen
denselven
Boey
op
desselfs
rugge
hadde beschreven met een masselcole.”
“
Frans Seps
seght dat de meester sekeren
Cornelis
geslaegen heeft, ende voorders met syn hair getrocken dat de clissen in syn handen bleven hangen.”
Een
andere
jongen
was
thuisgekomen
“al
bloeiende
ende
seggende
als
dat
den
meester
met
synen
stock
in
desselfs
hair
gedraeit
synde
syn
hair
uit
syn
hooft heeft getrocken et het vleesch ende vel.”
Een zekere
Carolus Muyshondt
verklaart dat de meester zijn zoon
“met desselfs hair vastgepackt ende uyt de scool gesleken ende gesnockt heeft.”
Verkopen van de Gemeenteschool in Hingene in 1792
Op
de
vergadering
van
wethouders,
notabelen
en
gelanden,
gehouden
op
maandag
17
september
1792
,
werd
voorgesteld
en
goedgekeurd
om
de
gemeenteschool
openbaar
te
verkopen.
De
opbrengsten
hiervan
zouden
worden
gebruikt
“en
de
penningen
daer
van
voortskomende
te
employeren
soo ende gelyck men het voordeeligste sal oordeelen.”
Waarom
deze
maatregel?
Omdat
“mits
de
doodt
van
Anthonij
Coomans
gewesen
parochie
schoolmeester
he
schoolhuys
comt
ledig
te
staen
ende
binnen
korten tijd van jaeren eene groote reparatie sal moeten geschieden aen het parochie schoolhuys.”
De
verkoop
ging
uiteindelijk
niet
door
dankzij
het
hevige
verzet
van
de
heer
van
Hingene,
Wolfgang-Willem
van
Ursel
.
Op
6
december
1792
benoemde
hij
de
koster
van
Nattenhaasdonk,
Petrus-Joannes
Van
der
Kinderen
,
als
schoolmeester.
Na
Van
der
Kinderen
werd
Adriaan
De
Smet
in 1798 benoemd tot schoolmeester. Het onderwijs bleef beperkt tot enkel het leren lezen en schrijven.
Door
decreten
van
17
maart
en
17
september
1808
waren
de
onderwijzers
verplicht
een
som
van
400
frank
te
storten
om
gedurende
tien
opeenvolgende
jaren
een
school
te
mogen
houden.
Voor
Adriaan
De
Smet
was
dit
echter
onmogelijk
vanwege
zijn
armoede.
Daarom
zocht
hij
raad
bij
meier
Karel
van
Ursel
.
Deze
schreef
op
6
november
1808
een
brief
aan
de
onderprefect
van
Mechelen
om
een
jaarwedde
te
begroten,
en
dit werd goedgekeurd.
Schoolmeester
Adriaan,
zoals
men
hem
noemde,
bleef
zo
in
het
onderwijs.
Het
volk
had
hem
lief
om
zijn
nauwgezetheid
en
onpartijdigheid.
Hij
had
de
naam
van
‘dichter’.
Dit
ondervonden
de
verloren-maandag-vierders,
die
liever
voor
het
vermaak
kozen
dan
voor
hun
aanwezigheid
op
school.
De volgende dag dienden zij als straf het volgende gedicht te schrijven:
Die verloren maendag vieren,
Zoeken elders hun pleizieren,
Met twee schaverdynen aen,
En zy lachen met myn vermaen.
Het leven van onderwijzer Jan-Christinus Naulaerts en Adriaan De Smet in Hingene
Het
leek
dat
deze
onderwijzer
voor
ongeluk
en
strijd
geboren
was.
In
het
jaar
1820
woonde
in
Eikevliet
Jan-Christinus
Naulaerts
,
die
daar
school
hield.
Hij
had
met
goed
gevolg
zijn
examen
afgelegd
voor
de
provinciale
jury
en
werd
door
deze
toegelaten
voorlopig
het
ambt
van
gemeenteonderwijzer
te
vervullen
in
de
gemeente.
Op
5
april
1820
benoemde
de
raad
hem
ter
vervanging
van
De
Smet,
die
geen
getuigschrift
van
bekwaamheid
bezat.
Naulaerts
zou
een
jaarwedde
van
141
gulden
en
75
cent
genieten,
evenals
kosteloze
huisvesting
in
het
schoolgebouw.
Voor
dit
alles
moest
hij
kosteloos
zorgen
dat
de
arme
kinderen
onderwezen
werden.
Het
schepencollege
zou
de
school-onderwijzerswoning
in
goede
staat van onderhoud stellen.
De
benoeming
van
Naulaerts
en
de
afzetting
van
Adriaan
kwamen
bij
deze
laatste
hard
aan.
Alle
inwoners,
zelfs
enkele
raadsleden
die
alleen
gehandeld
hadden
op
aandringen
van
de
onderprefect
van
Mechelen,
kregen
medelijden
met
Adriaan.
De
onderprefect
van
Mechelen
oefende,
onder
het
Frans-Napoleontische
bewind
,
het
oppertoezicht
uit
over
het
onderwijs
en
de
onderwijzers.
Toch
vond
men
in
Hingene
een
manier
om
beide onderwijzers te bevredigen, behalve waarschijnlijk Naulaerts.
Op
21
juni
vergaderde
de
municipale
raad
en
wijzigde
hun
vorige
beslissing.
Men
nam
de
anciënniteit
van
De
Smet,
die
reeds
21
jaar
goede
dienst
had
verricht,
in
overweging
en
stelde
vast
dat
er
genoeg
werk
was
in
Hingene
voor
twee
gemeenteonderwijzers
.
Adriaan
De
Smet
mocht
in
het
onderwijs
werkzaam
blijven.
Van
de
jaarwedde
van
300
Franse
frank,
die
eerst
aan
Naulaerts
toegestaan
was,
zou
ieder
de
helft
genieten.
De
Smet
bleef het onderwijs in Wintam geven en Naulaerts in Eikevliet, waar de gemeente hem een huis en een school zou bezorgen.
De
groep
schoolgaande
kinderen
groeide
zo
snel
onder
het
meesterschap
van
Adriaan
De
Smet,
dat
in
1824
de
grootste
ruimte
in
zijn
huis
te
klein
werd
en
hij
genoodzaakt
was
leerlingen
in
de
keuken
te
plaatsen.
Uiteindelijk
besloot
de
gemeenteraad
op
3
november
1825
een
som
van
1662
gulden en 55 cent te verlenen om deze te investeren in de bouw van een nieuwe school in Wintam.
Op
16
februari
1827
ontving
de
gemeenteraad
van
Hingene
een
brief
van
de
commissaris
van
het
district
met
maatregelen
tot
het
verbeteren
van
het schoolwezen.
Besluiten van de gemeenteraad en de bouw van de nieuwe school
De raad besloot op 20 februari 1827 het volgende:
1
.
In
de
loop
van
dit
jaar
zal
een
nieuwe
school
gebouwd
worden
naast
de
oude,
aangezien
deze
locatie
ongeveer
het
middelpunt
van
de
gemeente is.
2
.
Aan
de
bestaande
school
zullen
verbeteringswerken
worden
uitgevoerd,
en
het
gebouw
zal
vervolgens
alleen
als
onderwijzerswoning
dienen.
3
.
Alle uit te voeren werken zullen openbaar aanbesteed worden.
4
.
De gemeente zal hiervoor een som van 3170 gulden en 38 centen uittrekken.
5
.
De burgemeester en de assessoren zullen met de schoolopziener overleggen betreffende de aanschaf van schoolmeubelen, enzovoort.
In
oktober
1827
bracht
de
gemeente
haar
bijdrage
op
4000
gulden
en
de
provincie
zou
800
gulden
verlenen.
De
school
werd
in
1828
gebouwd,
samen
met
de
kerk
van
Wintam.
Frans
Drossaert
,
een
bouwkundig
ingenieur
en
tevens
ook
een
inwoner
van
Hingene,
tekende
het
plan
voor
de
school.
Karel-Lodewijk
Goossens
(geboren
8
augustus
1803
te
Mariekerke)
was
de
eerste
onderwijzer
van
de
nieuwe
gemeenteschool
.
Hij
werd
tijdelijk
benoemd
op
3
juni
1828
.
Terwijl
men
bezig
was
met
het
bouwen
van
het
huis
en
het
schoolgebouw,
onderwees
hij
enige
tijd
in
de
woning
van
de
heer
De
Pooter,
niet
ver
van
de
school
gelegen.
Voordat
Goossens
begon
in
de
nieuwe
gemeenteschool,
was
hij
ondermeester
in
Puurs en had hij tijdens de laatste paasvergadering van de provinciale commissie een getuigschrift van “schoolonderwijzer” verkregen.
Zijn
eerste
jaarwedde
bedroeg
142
gulden,
en
hij
moest
vanzelfsprekend
de
arme
kinderen
kosteloos
onderwijzen.
Het
jaar
daarna,
in
1829
,
werd
zijn
jaarwedde
verhoogd
naar
200
gulden
omdat
hij
een
ondermeester
nodig
had,
die
hij
van
zijn
eigen
karige
loon
diende
te
betalen.
In
1833
werd
hij
vergoed
aan
64
centiemen
per
leerling
per
maand,
en
verviel
zijn
vaste
jaarwedde.
Een
Koninklijk
Besluit
van
31
december
1832
verleende
hem
voor
dat
jaar
een
toelage
van
250
frank,
onder
de
voorwaarde
dat
hij
minstens
twintig
kinderen
gratis
onderwijs
gaf.
Deze
som
ontving
hij
ook
in
1833
. Hij werd voor een bepaalde duur benoemd op
8 december 1834
.
Bouwvallige onderwijzerswoning en veranderingen in het onderwijzerskorps
Langzamerhand
was
de
onderwijzerswoning
zeer
bouwvallig
geworden.
In
1844
tekende
bouwmeester
Drossaert
een
plan
voor
een
nieuwe
woning waarvan het bestek opliep tot 4000 frank, maar dit plan werd niet uitgevoerd.
Op
10
maart
1849
werd
Hendrik
Van
Kerckhoven
hulponderwijzer
bij
Goossens,
maar
hij
gaf
al
snel
zijn
ontslag
in
1851
.
Op
10
september
1851
werd
hij
vervangen
door
Frans
De
Pooter
.
Op
3
februari
1852
benoemde
men
Siccard
,
uit
Schelle,
tot
ondermeester.
Deze
benoeming
was
controversieel;
hij
werd
benoemd
met
vier
stemmen
tegen
zeven
blanco
stemmen
van
raadsleden
die
een
hulponderwijzer
onnodig
vonden.
Bij
de
vergadering
van
26
februari
1852
werd
dit
besluit
herzien,
en
men
besloot
met
zeven
stemmen
tegen
drie
dat
er
geen
hulponderwijzer
nodig
was,
omdat de school weinig bezocht werd door kinderen uit Hingene-dorp en Eikevliet.
Nieuwe scholen en onderwijzers
Op
5
maart
1853
hielden
de
raadsleden
een
belangrijke
vergadering
en
besloten
om
in
elke
dorpskern
een
nieuwe
school
te
bouwen.
Op
26
november
van
datzelfde
jaar
benoemde
men
Lodewijk
Gillis
uit
Willebroek,
gediplomeerd
aan
de
normaalschool
van
Lier,
tot
hulponderwijzer
in
de
school
van
Goossens.
Goossens
gaf
zijn
ontslag
in
1864.
Hij
werd
gedecoreerd
met
het
burgerlijk
kruis
van
eerste
klasse
op
8
juni
1880
en
overleed godvruchtig in Bornem op
24 juni 1881
.
Zijn
opvolger
was
Gillis,
die
al
fungeerde
als
hulponderwijzer.
Deze
onderwijzer
stierf
in
1870
en
werd
vervangen
door
Jan-Karel
Feytens
,
die
reeds
tijdens
de
ziekteperiode
van
Gillis
als
tussentijds
onderwijzer
werkzaam
was
geweest.
In
1866
bouwde
men
een
nieuwe
gemeenteschool
en
onderwijzerswoning in de dorpskern van Wintam, en de oude school en het vervallen onderwijzershuis aan de molen werden afgebroken.
Late 19e Eeuw en nieuwe initiatieven
Dhr.
Feytens
gaf
zijn
ontslag
in
1879
en
ging
aan
het
hoofd
staan
van
een
vrije
jongensschool.
Zijn
opvolger
in
het
gemeenteonderwijs
was
Leopold
Mees
,
die
op
15
oktober
1884
aan
het
werk
werd
gesteld.
In
Wintam
bestond
er
in
die
tijd
ook
een
meisjesschool
met
bewaarschool
(kleuterschool),
bestuurd
door
de
kloosterzusters
van
Vorselaar
.
Deze
school
werd
opgericht
in
1875
en
werd
in
datzelfde
jaar
aangenomen
als
officiële school.
Voor
het
bouwen
van
een
nieuwe
school
in
Eikevliet
werd
op
26
januari
1855
de
openbare
aanbesteding
toegewezen
aan
Alexander
Verheyden
uit
Puurs,
voor
de
som
van
4200
frank.
Willem
Broeckmeyer
was
de
eerste
onderwijzer
van
deze
school.
Hij
werd
benoemd
op
6
december
1855
en
gaf
zijn
ontslag
in
1863
.
Na
hem
kwam
Willem
Lipkens
,
die
in
datzelfde
jaar
nog
werd
benoemd
en
zijn
ontslag
indiende
in
1890
.
Zijn
opvolger
was
Cyriel Verbruggen
.
De
school
van
Eikevliet
is
steeds
een
gemengde
gemeenteschool
gebleven.
In
1871
bouwde
men
een
onderwijzerswoning
aan
de
andere
kant
van
de
straat.
De
gemeenteschool
en
het
onderwijzershuis
van
Hingene
zijn
opgericht
in
1866
.
Paulus
Augustynen
was
de
eerste
onderwijzer
en
werd
benoemd
op
3
december
1864
.
Voordat
de
nieuwe
school
op
den
“Dries”
klaar
was,
onderwees
hij
in
een
gebouw
op
de
kouter,
dat
als
zondagsschool
diende.
Dhr.
Augustynen
overleed
in
1872
en
werd
opgevolgd
door
Emiel
Jordens
,
die,
net
als
de
onderwijzer
van
Wintam,
in
1884
in
beschikbaarheid
werd
gesteld
door
afschaffing
van
zijn
functie.
De
gemeenteschoolgebouwen
van
Hingene
en
Wintam
werden
daarna
aangenomen
jongensscholen
, de eerste beheerd door
Leo-Antoon De Brabander
, de tweede door
Jan-Karel Feytens
.
In
1869
bestond
er
in
Hingene
ook
een
meisjesschool
waar
een
bewaarschool
aan
was
gehecht.
Deze
school
werd
eveneens
aangenomen
als
officiële school en stond onder het algemene gezag van de kloosterzusters van Gijzegem.
Na
De
Brabander
bestuurde
Richard
Augustynen
de
jongensschool
van
Hingene,
samen
met
hulponderwijzer
Karel
Vermeiren
.
Zijn
opvolger
werd
Edward
De
Smet
,
met
zijn
onderwijzers
Oscar
De
Preytere
,
Maurits
Van
Ranst
en
Wilfried
Van
Ranst
.
De
opvolger
van
De
Smet
werd
nadien
Louis Vertongen
.
Fusie en nieuwe directie
In
1975
werd
Flor
Roskam
hoofdonderwijzer
van
de
samengevoegde
scholen
Wintam
en
Eikevliet
en
een
jaar
later
kwam
de
school
van
Hingene
daarbij.
De
zes
scholen
van
de
heerlijkheid
Hingene
kregen
zo
één
directie.
In
1980
werd
Flor
opgevolgd
door
Alfons
Desmedt
,
die
met
21
leerkrachten
het
onderwijs
verzorgde
in
de
streek.
In
1993
werd
de
Vrije
Gesubsidieerde
Basisschool
Hingene-Wintam
omgedoopt
tot
Huveneersbasisschool
met
Dirk
Aerts
als
nieuwe
directeur.
Maurits
Van
den
Bossche
zal
Dirk
Aerts
opvolgen
als
directeur,
maar
na
een
verloop
van
tijd
zouden
er
twee
directeurs
aangesteld
worden
voor
de
twee
scholen.
Maurits
in
de
school
te
Hingene
en
Dirk
De
Ost
in
de
school
van
Wintam.
Op
het
einde
van
het
schooljaar
2023-2024
ging
Maurits
Van
den
Bossche
op
pensioen
en
hij
werd
opgevolgd
door
Sarah
De
Jonghe
,
een
leerkracht van de Sint-Bernardusschool te Bornem.
Bron(nen):
Geschiedenis der Gemeente Hingene; Leopold Mees; 1894, blz. 187-194